De relatie tussen kunst en politiek
is interessant. Het fascisme is in hoge mate voortgekomen uit de moderne kunst,
zodat het fascisme in wezen de politiek heeft geësthetiseerd. In reactie daarop
hebben socialisten het omgekeerde gedaan: zij hebben de kunst gepolitiseerd,
resulterend in sociaal of socialistisch realisme. Maar daarmee wordt kunst misbruikt
en gereduceerd tot propaganda. Een wezenlijkere relatie is die tussen kunst en
religie:
In feite is de (autonome) kunstenaar
een menselijke god of schepper (het ‘genie’) en is God de Grote Kunstenaar
(merk op dat in de middeleeuwen kunst nog slechts een imitatie en daarmee
prijzen van Gods schepping was). In beide gevallen vallen object en subject
samen. De kunstenaar rangschikt de natuurlijke elementen volgens zijn wil
waardoor het kunstobject innerlijk doelmatig wordt (zoals Kant betoogde) en
omgekeerd geloven gelovigen dat de hele wereld een kunstwerk is: niets gebeurt ‘zomaar’
maar alles heeft een doel en betekenis, van welke innerlijke doelmatigheid alleen
God het hele plaatje ziet. De moderne mens maakt zichzelf tot subject dat de
wereld draagt (Descartes’ ego) om zo de wereld te kunnen herscheppen op grond
van de wiskunde (veelzeggend is dat de fysica is verworden tot mechanica dat
toegepaste wiskunde is): we kunnen de dingen in de wereld afbeelden als een
veelheid van punten waardoor we altijd een lijn kunnen trekken die met een
wiskundige formule wordt gegeven, ook al weten we niet welke formule God heeft
gebruikt om de wereld tot stand te brengen. De subjectieve ordening van het
objectieve tot het ‘schone’ brengt echter net als de wiskunde het sublieme
voort dat naar het oneindige verwijst en onze verstandscategorieën overstijgt.
Het is dan ook niet de taak van kunst om de juiste politieke boodschap te brengen, maar om de paradox tot stand te brengen dat het kunstobject ons innerlijk oog keert naar de eeuwige Ideeën – de onveranderlijke grondkwesties van ons bestaan – terwijl we ons eigen bestaan en al onze bijbehorende belangen even vergeten zodat het subject even object wordt (zoals Schopenhauer betoogde) dat aldus de omgekeerde paradox is van de kunstenaar zelf die het object tot subject maakt. Daarin schuilt ook het genot van kunst: de ironie van geluk is dat we het pas kunnen bereiken als we niet naar eigen geluk streven maar ons ‘verliezen’ in een groter geheel. Dat lijkt de essentie van religie maar het geldt zeker ook voor kunst.
Het is dan ook niet de taak van kunst om de juiste politieke boodschap te brengen, maar om de paradox tot stand te brengen dat het kunstobject ons innerlijk oog keert naar de eeuwige Ideeën – de onveranderlijke grondkwesties van ons bestaan – terwijl we ons eigen bestaan en al onze bijbehorende belangen even vergeten zodat het subject even object wordt (zoals Schopenhauer betoogde) dat aldus de omgekeerde paradox is van de kunstenaar zelf die het object tot subject maakt. Daarin schuilt ook het genot van kunst: de ironie van geluk is dat we het pas kunnen bereiken als we niet naar eigen geluk streven maar ons ‘verliezen’ in een groter geheel. Dat lijkt de essentie van religie maar het geldt zeker ook voor kunst.
Erg mooi. Dank.
BeantwoordenVerwijderen