Han van der Horst schreef een goed artikeltje voor Joop http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/31300_de_burger_trekt_zijn_eigen_plan/ waarin hij op de olifant in de kamer wijst: het overgrote deel van het electoraat is op 18 maart 2015 thuisgebleven. Ik behoor tot die groep van niet-stemmers en in onderstaande analyse van de hedendaagse politiek geef ik mijn redenen om thuis te blijven.
Toen politiek nog democratisch,
ideologisch en politiek was en stemmen nog betekenis had
Ik ben opgegroeid tijdens de Koude Oorlog toen de politiek werd gedomineerd door de strijd tussen de twee ideologieën van enerzijds het liberalisme en kapitalisme en anderzijds het socialisme en communisme en eigenlijk ook tussen enerzijds de ideologieën van liberalisme en socialisme en anderzijds de anti-ideologie van het conservatisme. Deze strijd werd niet alleen in het parlement gestreden maar ook wel buiten het parlement waar onder meer anarchisten voor hun idealen streden. De politiek in mijn tijd was democratisch, ideologisch en politiek. Het was democratisch omdat de politieke krachten vanuit het volk kwamen: de ideologieën werden gedragen door de massa’s. De politieke strijd was de strijd van de bevolking en de uitkomsten van verkiezingen hadden de potentie de richting van de ontwikkeling van de maatschappij te veranderen. Het was ideologisch, omdat de strijd een strijd tussen grote verhalen betrof over wat de beste maatschappijvorm is, gebaseerd op doordachte opvattingen over de mens, maatschappij en politiek. Halve bibliotheken vol theorie ondersteunden de verschillende politieke richtingen. De inzet van de politieke strijd was niets minder dan idealen en de bestemming van de natie. Het was politiek omdat het een echte strijd was, parlementair en buitenparlementair, resulterend in grote betrokkenheid bij verkiezingen en zelfs terreur en oorlog, maar altijd gevoerd op inhoud want op basis van idealen en visie op het algemene belang.
Ik ben opgegroeid tijdens de Koude Oorlog toen de politiek werd gedomineerd door de strijd tussen de twee ideologieën van enerzijds het liberalisme en kapitalisme en anderzijds het socialisme en communisme en eigenlijk ook tussen enerzijds de ideologieën van liberalisme en socialisme en anderzijds de anti-ideologie van het conservatisme. Deze strijd werd niet alleen in het parlement gestreden maar ook wel buiten het parlement waar onder meer anarchisten voor hun idealen streden. De politiek in mijn tijd was democratisch, ideologisch en politiek. Het was democratisch omdat de politieke krachten vanuit het volk kwamen: de ideologieën werden gedragen door de massa’s. De politieke strijd was de strijd van de bevolking en de uitkomsten van verkiezingen hadden de potentie de richting van de ontwikkeling van de maatschappij te veranderen. Het was ideologisch, omdat de strijd een strijd tussen grote verhalen betrof over wat de beste maatschappijvorm is, gebaseerd op doordachte opvattingen over de mens, maatschappij en politiek. Halve bibliotheken vol theorie ondersteunden de verschillende politieke richtingen. De inzet van de politieke strijd was niets minder dan idealen en de bestemming van de natie. Het was politiek omdat het een echte strijd was, parlementair en buitenparlementair, resulterend in grote betrokkenheid bij verkiezingen en zelfs terreur en oorlog, maar altijd gevoerd op inhoud want op basis van idealen en visie op het algemene belang.
De huidige overgangsperiode
Ofschoon we momenteel in een overgangsperiode zitten, heeft de onzekere toekomst (nog) niet geleid tot een politieke strijd tussen nieuwe ideologieën met verschillende visies welke toekomst het waard is om voor te vechten. De huidige politiek is wat historici en filosofen wel post-democratisch, post-ideologisch en post-politiek noemen. Wat zij aanduiden houdt verband met elkaar, zodat een en ander met elkaar overlapt, maar enigszins op gekunstelde wijze van elkaar gescheiden bedoel ik hiermee het volgende.
De huidige politiek is post-democratisch
Zij is post-democratisch omdat de invloed van de burger op politieke beslissingen tanende is. Enerzijds is politiek in hoge mate technocratisch geworden waarbij politici hun beslissingen baseren op wetenschappelijke rapporten in plaats van de passies en idealen (de ‘onderbuik’) van de bevolking en anderzijds is de invloed van de markt en diens machtige spelers allesoverheersend geworden zodat de economie de politiek bepaalt in plaats van andersom. Daarnaast heeft de internationalisering en Europese integratie, resulterend in een afbraak van de natiestaat en complexe gelaagde machtsstructuren, de burger van de politiek vervreemd. Zijn vertrouwde, direct aan te spreken overheid is teruggetreden en ervoor in de plaats ziet hij zich geplaatst tegenover obscure machten als de markt en Europese technocraten die hij niet heeft gekozen en niet kan aanspreken. Daarbij leidt het Nederlandse systeem bovendien tot bijna een schijndemocratie indien, zoals tegenwoordig het geval, vele partijen een coalitie moeten aangaan om een meerderheid te kunnen verwerven, nu de burger geen stem heeft in die coalitievorming: op basis van de uitslag van de verkiezingen zijn alle kleuren nog mogelijk – een rechts kabinet, een middenkabinet en een links kabinet – maar de burger heeft geen invloed welke kleur het wordt hetgeen de democratie tot een farce maakt. De beslissende stem is niet aan de burger maar aan de politieke elite. In de praktijk zien we dat altijd dezelfde gevestigde of ‘ervaren’ partijen samen een coalitie vormen, zodat het beleid sinds WO II ook nooit wezenlijk is veranderd. Hoeveel de PvdA ook verliest en D’66 of de VVD ook wint, we krijgen toch altijd weer in wezen dezelfde PvdA-D’66-CDA-VVD-coalitie en dus een voortzetting van het vorige beleid. Hooguit zal het politieke beleid kunnen veranderen als de SP of de PVV in hun eentje de meerderheid krijgt – reden waarom dergelijke nieuwe partijen steevast enorm worden gedemoniseerd door de gevestigde partijen en de media die altijd op de hand zijn van die gevestigde partijen in plaats van dat ze die partijen als ‘vierde macht’ kritisch controleren – en zelfs dat is twijfelachtig omdat deze partijen zich meer voordoen als outsiders en oppositie dan dat ze het werkelijk zijn. Ook nu het kabinet zelfs met haar gedoogpartners D’66, CU en SGP haar meerderheid in de Eerste Kamer kwijt is, twijfelt toch eigenlijk niemand dat het kabinet gewoon kan doorgaan: immers, aan de linkerkant staat GroenLinks al klaar en aan de rechterkant staat het CDA al klaar om het kabinet bij alle wetsvoorstellen toch nog aan de meerderheid te helpen. Economen roemen Nederland dan ook om zijn aantrekkelijk investeringsklimaat: verkiezingsuitslagen hebben in Nederland immers nooit enig meetbaar effect op het politieke beleid, hetgeen een paradijs voor investeerders geeft omdat die politieke zekerheid wensen en is daarmee gunstig voor de economie maar rampzalig voor de democratie. Net als in een schijndemocratie als Noord-Korea of Syrië maakt dat de Nederlandse verkiezingen meer tot een ritueel – een bevestiging van de macht – dan een democratische factor van belang.
Ofschoon we momenteel in een overgangsperiode zitten, heeft de onzekere toekomst (nog) niet geleid tot een politieke strijd tussen nieuwe ideologieën met verschillende visies welke toekomst het waard is om voor te vechten. De huidige politiek is wat historici en filosofen wel post-democratisch, post-ideologisch en post-politiek noemen. Wat zij aanduiden houdt verband met elkaar, zodat een en ander met elkaar overlapt, maar enigszins op gekunstelde wijze van elkaar gescheiden bedoel ik hiermee het volgende.
De huidige politiek is post-democratisch
Zij is post-democratisch omdat de invloed van de burger op politieke beslissingen tanende is. Enerzijds is politiek in hoge mate technocratisch geworden waarbij politici hun beslissingen baseren op wetenschappelijke rapporten in plaats van de passies en idealen (de ‘onderbuik’) van de bevolking en anderzijds is de invloed van de markt en diens machtige spelers allesoverheersend geworden zodat de economie de politiek bepaalt in plaats van andersom. Daarnaast heeft de internationalisering en Europese integratie, resulterend in een afbraak van de natiestaat en complexe gelaagde machtsstructuren, de burger van de politiek vervreemd. Zijn vertrouwde, direct aan te spreken overheid is teruggetreden en ervoor in de plaats ziet hij zich geplaatst tegenover obscure machten als de markt en Europese technocraten die hij niet heeft gekozen en niet kan aanspreken. Daarbij leidt het Nederlandse systeem bovendien tot bijna een schijndemocratie indien, zoals tegenwoordig het geval, vele partijen een coalitie moeten aangaan om een meerderheid te kunnen verwerven, nu de burger geen stem heeft in die coalitievorming: op basis van de uitslag van de verkiezingen zijn alle kleuren nog mogelijk – een rechts kabinet, een middenkabinet en een links kabinet – maar de burger heeft geen invloed welke kleur het wordt hetgeen de democratie tot een farce maakt. De beslissende stem is niet aan de burger maar aan de politieke elite. In de praktijk zien we dat altijd dezelfde gevestigde of ‘ervaren’ partijen samen een coalitie vormen, zodat het beleid sinds WO II ook nooit wezenlijk is veranderd. Hoeveel de PvdA ook verliest en D’66 of de VVD ook wint, we krijgen toch altijd weer in wezen dezelfde PvdA-D’66-CDA-VVD-coalitie en dus een voortzetting van het vorige beleid. Hooguit zal het politieke beleid kunnen veranderen als de SP of de PVV in hun eentje de meerderheid krijgt – reden waarom dergelijke nieuwe partijen steevast enorm worden gedemoniseerd door de gevestigde partijen en de media die altijd op de hand zijn van die gevestigde partijen in plaats van dat ze die partijen als ‘vierde macht’ kritisch controleren – en zelfs dat is twijfelachtig omdat deze partijen zich meer voordoen als outsiders en oppositie dan dat ze het werkelijk zijn. Ook nu het kabinet zelfs met haar gedoogpartners D’66, CU en SGP haar meerderheid in de Eerste Kamer kwijt is, twijfelt toch eigenlijk niemand dat het kabinet gewoon kan doorgaan: immers, aan de linkerkant staat GroenLinks al klaar en aan de rechterkant staat het CDA al klaar om het kabinet bij alle wetsvoorstellen toch nog aan de meerderheid te helpen. Economen roemen Nederland dan ook om zijn aantrekkelijk investeringsklimaat: verkiezingsuitslagen hebben in Nederland immers nooit enig meetbaar effect op het politieke beleid, hetgeen een paradijs voor investeerders geeft omdat die politieke zekerheid wensen en is daarmee gunstig voor de economie maar rampzalig voor de democratie. Net als in een schijndemocratie als Noord-Korea of Syrië maakt dat de Nederlandse verkiezingen meer tot een ritueel – een bevestiging van de macht – dan een democratische factor van belang.
De huidige politiek is post-ideologisch
Zij is post-ideologisch omdat de politiek geen strijd tussen idealen, toekomstvisies en opvattingen over de aard van de mens en samenleving is, maar slechts nog een onderhandelen over het gewenste beleid betreft. De doelen zijn voor iedereen min of meer gelijk: behoud van veiligheid en welvaart (en liefst nog een beetje meer veiligheid en welvaart); de discussie is beperkt tot de vraag wat daarvoor de beste maatregelen zijn. Zo steigerde de VVD-achterban bij het PvdA-plan om een inkomensafhankelijke zorgpremie in te voeren, waardoor dat plan werd vervangen door een hogere belasting voor
De huidige politiek is post-politiek
Zij is post-politiek omdat het geen echte passievolle strijd meer is maar een zakelijk en neutraal afwegen van belangen en inschatten van risico’s – hetgeen de weg heeft vrijgemaakt voor technocraten als politieke leiders. Voor zover er strijd is het een strijd tussen particuliere belangen in plaats van idealen en de visie op het algemene belang. Ideologische strijd heeft plaats gemaakt voor consumentisme en lobbyisme. Voor zover politiek nog democratisch is heeft het een hoog ‘u vraagt wij draaien’-gehalte, resulterend in populisme en one-issue-partijen. Men streeft niet naar het algemene belang maar naar een zo groot mogelijke tevreden achterban. Elke particuliere groep wiens belangen mogelijk onvoldoende worden behartigd (of vindt dat de belangen van een andere groep juist overvloedig worden behartigd) krijgt een eigen partij: er ontstaat een bejaardenpartij, een dierenpartij, een anti-immigratiepartij, etc. Maar de winnaars in dit post-politieke spel zijn waarschijnlijk de rijkere en dus machtigere lobby-groepen die achter de schermen bij de grote partijen veelal succesvol lobbyen voor hun belangen en de democratie fundamenteel corrumperen.
Conclusie
Kortom, ofschoon we in een zeer spannende tijd leven en de toekomst zeer onzeker is het niet de moeite om te gaan stemmen. De burger heeft immers uiteindelijk toch geen stem in de beslissende stap die bepaalt wat voor kabinet of beleid we krijgen. En zelfs als hij dat wel zou hebben, dan loont het de moeite nog niet omdat alle partijen kleur- en visieloos zijn en in hoge mate inwisselbaar. Er wordt slechts kleine politiek bedreven waarbij de grote kwesties, zoals Europese integratie, buiten de verkiezingsstrijd worden gehouden en wellicht ook te groot zijn voor de visieloze Nederlandse politiek. De politieke strijd is ten slotte vervangen door ogenschijnlijk neutraal technocratisch bestuur, die zich slechts baseert op de ‘feiten’, alsmede gecorrumpeerd tot een spel van niet altijd transparante belangengroepen c.q. een ordinaire machtsstrijd achter de schermen in plaats van een publieke, democratische strijd om de juiste visie op het algemene belang. Politiek anno 2015 is een circus om de poppetjes geworden – zal Samsom moeten vertrekken nu de PvdA zo fors heeft verloren? – en is daarmee voor velen een aantrekkelijk spektakel om naar te kijken en misschien ook nog interessant voor historici en politieke analisten, maar met democratie heeft het allemaal niet meer zo veel te maken. De burger heeft het nakijken en blijft dus thuis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten