Naar
aanleiding van dit stukje http://onrust.2fd.eu/2015/05/a-scary-view-on-the-roots-of-anti-semitism/
op de blog van Victor Onrust wil ik opnieuw iets (filosofisch) zeggen over
antisemitisme. Wat daar wordt gesteld is inderdaad een oude theorie en kan door
mij in een meer filosofisch kader worden geplaatst waarbij ik vooral de visie
van Nietzsche zal uiteenzetten zoals met name door Josef Simon in z’n artikel
‘Nietzsche on Judaism and Europe’ is verduidelijkt. Het intrigerende ervan is
dat hieruit volgt dat het jodendom de grootste revolutie in de menselijke
geschiedenis en daarmee ook in zekere zin de grootste ‘bedreiging’ voor de
mensheid heeft bewerkstelligd – waarvoor (dat is: voor de sublieme "grootse morele stijl") Nietzsche de joden overigens alleen
maar bewonderde (“wij artiesten onder de filosofen zijn de joden daarvoor
dankbaar”) maar dat tot ongenoegen van Nietzsche ook de grond van het
antisemitisme vormt.
De
revolutie van Socrates
Zoals
elke traditionele samenleving waren de oude Grieken een relatieve ethiek gewend:
elke gemeenschap heeft zijn eigen zeden en opvattingen – dat maakt de verschillende
volkeren of gemeenschappen ook verschillend – en dat is prima. In de woorden van Sloterdijk: elk volk heeft zijn eigen immuunsysteem bij wijze van een cultuur van onder meer taboes en zeden ontwikkeld (het is ook een romantische opvatting dat een volk een organisch ontwikkelde entiteit is die als zodanig ook niet kan worden herschikt zonder het te doden (zoals links toch wil doen vanuit de maakbaarheidsopvatting die de gemeenschap als een machine opvat)). In onze
postmoderne wereld is dit opnieuw populair geworden onder de naam ‘multiculturalisme’:
individuen kunnen zich slechts ontplooien en zelfvertrouwen ontwikkelen binnen
hun eigen groep en cultuur en de ‘ontworteling’ van een individu door hem ‘universele’
(in werkelijkheid: westerse) waarden op te leggen kan alleen maar desastreuze
gevolgen hebben. Zoals bekend waren de oude Grieken zelfverzekerd genoeg over
hun eigen cultuur zodat ze de andere volkeren op denigrerende wijze ‘barbaren’
noemden. Het waren de Griekse filosofen die dat zelfvertrouwen fundamenteel begonnen
aan te tasten (als typische ‘weg-met-ons’-predikers zou je de filosofen typisch
links kunnen noemen): onder meer als zeevarend volkje ontmoetten de oude
Grieken zo veel verschillende culturen en gebruiken dat de filosofen de vraag
gingen stellen waar ethiek eigenlijk op is gebaseerd en waarom die van de
Grieken de beste zou zijn. Met name Socrates maakte het zoals bekend erg bont door
er een dagelijkse bezigheid van te maken aan te tonen dat het Griekse zelfvertrouwen
nergens op is gebaseerd omdat geen enkele Athener zijn (Griekse) opvatting van
rechtvaardigheid kon funderen. Socrates hoopte dat de rede ons zou kunnen
vertellen wat rechtvaardigheid en andere belangwekkende zaken is. Belangrijke
volgelingen van Socrates in dit opzicht zijn de cynici, die zelfbewust het
publiek shockeerden met hun onconventioneel gedrag, en de stoïcijnen. Centraal
in deze filosofische ethiek is de gedachte dat je jezelf kunt oefenen in je
redelijke vermogens zodat je wijs kunt worden en de juiste ethiek kunt vinden:
de juiste ethiek is universeel (elk mens beschikt over rede) en wij kunnen haar
vinden en meedelen door te participeren in de Logos (universele rede).
Uiteraard levert dit veel meningenstrijd op – zo veel filosofen, zo veel
meningen – maar je kunt hopen de ander te overtuigen op basis van rationele
argumenten. De belangrijkste vertegenwoordiger in de moderne tijd is in dit opzicht Kant die –
tegen onder meer Hume en andere sensualisten – de bron (of vorm) van goed en kwaad
uitdrukkelijk in de Rede zocht, resulterend in zijn beroemde categorisch
imperatief als de noodzakelijke en daarmee universele vorm van de zedenwet.
De
revolutie van de joden
Zoals
bekend moest Socrates boeten met de dood voor zijn ondermijning van de ethiek
als conventioneel bepaald, maar de joden zouden nog iets veel
verschrikkelijkers doen. Zoals ik al in http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2015/08/de-religieuze-onverdraagzaamheid-jegens.html
beschreef hebben de joden volgens Nietzsche een slavenopstand in de moraal
bewerkstelligd waarbij het relatieve goed vs slecht is verruild voor het absolute
kwaad vs goed. Opnieuw, de machthebber noemt zichzelf goed en het plebs is
slecht. Elke machthebber kan zo zijn eigen wetten als ‘goede’ wetten invoeren
(hetgeen mooi past bij het multiculturalisme waarbij de conservatieven slechts
menen dat dat wel werkt tussen Staten maar niet binnen één Staat omdat één
Staat slechts één rechtssysteem kan hebben en dus moet zijn gebaseerd op één
dominante cultuur). De zo gevormde rechtssystemen zijn aldus relatief in
tweeërlei zin: elk volk en machthebber heeft zijn eigen wetten (de ‘nationale
soevereiniteit’) en er is geen tegenstelling maar rangschikking van hoog (goed)
naar laag (slecht). Vanuit hun toestand van onderdrukking reageerden de joden
hierop: het goede wordt het kwade en het slechte wordt het goede. Dit is meer
dan een omkering want behelst ook een tweeërlei verabsolutering: een
tegenstelling neemt de plaats in van een rangschikking en wat kwaad en goed is
is onafhankelijk van welk actueel bestaand rechtssysteem dan ook. Tegenover
welk actueel rechtssysteem dan ook, dat onvermijdelijk komt en gaat, poneerde
het jodendom een eeuwige ‘sublieme’ (transcendente) moraal. In de moderne tijd
noemen we die moraal ook wel natuurrecht dat door de joden is gebaseerd op een
goddelijke openbaring. Waarheid is aldus niet meer gelegen in de universele
rede, zoals de filosofen meenden, maar in een concrete openbaring van God aan
één volk, namelijk het joodse volk.
Subjectiviteit
is de waarheid
Waar
de Griekse filosofen hun hoofd braken over hoe het subject kan participeren in
de objectieve waarheid (bij Plato resulterend in de leer van een onsterfelijke,
aan de Idee verwante ziel), breekt het joden- en christendom het vertrouwen in
de universele rede en objectieve waarheid helemaal af: de Waarheid die bij
uitstek atemporeel of ahistorisch moet zijn (zoals Plato en de andere filosofen
niet moe werden aan te tonen) openbaarde zich nota bene op een bepaald moment
in de tijd. Eerst ontving Mozes de wetten van God en daarna zou Christus nog
een tweede absurditeit toevoegen waardoor de rede definitief uitgeteld op de
vloer ligt: de Waarheid werd mens en gekruisigd. Vaak wordt gedacht dat
religieus geloof minder zeker is dan wetenschap (vanwege de secularisering en
de betekenisoverlap tussen geloven en vermoeden) maar in werkelijkheid is
wetenschap institutioneel scepticisme en – zoals Kierkegaard betoogde – sowieso
geen waarheid waarin je kunt leven, terwijl het geloof een kwestie is van
vertrouwen dat een innerlijke, subjectieve zekerheid is (zoals we in iemand
kunnen blijven geloven, wat er ook gebeurt). Het jodendom bezit aldus als
uitverkoren volk de innerlijke zekerheid dat het de Waarheid (omtrent goed en
kwaad) is gegeven. Hiermee is trouwens ook het filosofische probleem opgelost
hoe een subject in de objectieve waarheid kan participeren: in plaats van op te
stijgen naar het Ene en je individualiteit te verliezen zoals bij de oude Grieken,
is er slechts de directe verbinding tussen het individuele subject en het
Goddelijk Subject (waardoor religie ook qua vorm literatuur wordt). En die
Waarheid is bovenredelijk zodat je hem niet zelf kunt vinden: slechts de leden
van de geloofsgemeenschap hebben toegang tot die Waarheid. Nu is dat niet persé
typisch joods: in feite heeft het christendom (en weer later de islam)
hetzelfde trucje herhaald waardoor de christelijke gemeenschap – de kerk – het
uitverkoren volk is geworden dat de Waarheid bezit (en die via haar missionarissen
over de hele mensheid heeft willen verspreiden). In dit verband is het ook
vermeldingswaardig dat Nietzsche geen wezenlijk onderscheid maakte tussen het jodendom
en christendom: de in de discussies over het multiculturalisme vaak gehoorde
term ‘joods-christelijke cultuur’, welke term vele joden getergd doet afvragen
waarom zij opeens in hetzelfde clubje als de christenen zijn ingedeeld, heeft
vermoedelijk haar oorsprong in het denken van Nietzsche die al benadrukte dat
het joden- en christendom dezelfde plant der ressentiment betreft met daarbij het
jodendom als de wortelen van de plant (de boodschap van haat) en het
christendom als haar aanlokkelijke bloemen (de boodschap van liefde) waarmee
het de hele wereld heeft bedwelmd en vergiftigd.
De
botsing der machten
Het
‘probleem’ met joden en christenen (en moslims) voor machthebbers is dat hun
innerlijke zekerheid van de door God geopenbaarde juiste opvatting van goed en
kwaad – en daarmee het juiste rechtssysteem – elk wereldse, toevallig in deze
of gene Staat geïmplementeerde rechtssysteem impliciet bekritiseert en
ondermijnt. Reeds de aanwezigheid van joden, christenen of moslims impliceert
een eis van politieke revolutie (welke revolutie inmiddels ook in de moslimwereld
is uitgebroken) en streven naar de realisatie van een utopie als Gods
Koninkrijk op Aarde, hetgeen Steiner in Onrusts stukje “the blackmail of
transcendence” noemt. Zoals alle moslimkinderen in de klas ‘Allah’ antwoordden
toen Hirsi Ali aan hen vroeg of de wetten van Nederland of de wetten van Allah voorrang
hadden, zo heeft men ook nooit de joden (of christenen) kunnen vertrouwen. Dit
verklaart ook de massale vervolging van christenen in de niet-christelijke
landen en hierop is zelfs het christelijke concept van martelaarschap op
gestoeld: je bent een martelaar als je je geloof in Christus niet verloochent,
ook als dat de (martel)dood betekent. Maar het is niet alleen wantrouwen ten
aanzien van de loyaliteit aan de Staat en de erosie van elke wereldse macht
door de revolutionaire kritiek vanuit een absolute, transcendente ethiek, maar
ook angst voor die ondermijnende kracht vanwege de standvastigheid van de gelovige
joden, christenen en moslims: die innerlijke zekerheid die alleen deze
gelovigen hebben, maakt ze als het ware onoverwinnelijk (waarbij elk slachtoffer
in eigen kamp wordt gevierd als martelaar). Nietzsche merkte op dat in de grote
Europese oorlogen die hij al voorzag de Joden als ‘sterkste ras’ van Europa –
net als de Russen overigens – zeker een belangrijke factor zullen worden.
Waarom
de strijd nog niet is gestopt
Bovendien
garandeert de transcendentie van de waarheid en de verabsolutering van het
subjectivisme die de monotheïstische religies gemeen hebben een eindeloze
strijd: strijd is onvermijdelijk omdat elke wereldse macht omver moet worden geworpen
totdat Gods Koninkrijk is gevestigd, wel doel nooit wordt bereikt, en het
subjectivisme maakt dat iedereen zijn eigen absolute ethiek heeft die
universeel moet gelden zodat – in de woorden van Jezus zelf in Matteüs 10:34-36
– het zwaard zelfs tussen vader en zoon zal komen staan (zodat in de VS bij
wijze van spreken iedereen een eigen kerk begint). De vrede die Europa heeft
bereikt is het gevolg dat men de eindeloze oorlogen beu werd, zodat de leer van
tolerantie populair werd (en de politieke macht van de kerken in gelijke mate
afnam) en het liberalisme ons leerde te strijden met woorden (al dan niet in de
rechtszaal) in plaats van met wapens, ondersteund door de christelijke leer van
subjectivisme en naastenliefde. Met name de islam heeft die lessen nog niet
geleerd en lijkt zijn pijlen nu vooral te richten op de joden zelf. Qua religie
hebben jodendom en islam veel gemeen, maar in de geopolitieke verhoudingen zijn
ze elkaars tegengestelden: de joden hebben zich als klein maar zelfverzekerd
volk in de diaspora nooit tegen een ander volk gekeerd (zoals de Europese
naties zich tegen de andere hebben gekeerd in een poging zo een identiteit te
krijgen en zelf een volk zoals het joodse te worden) en zijn waarlijk
kosmopolitisch (waardoor men ook kan stellen dat Europa in hoge mate is gevormd
door de joodse ‘absolute’ waarden zoals die van de Universele Rechten van de
Mens: zie voorts http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2015/04/het-gelijk-van-de-genocideplegers.html),
terwijl de moslims een groot maar vernederd volk vormen dat zich – gelijk nazi-Duitsland
– in toenemende mate zichzelf definieert als anti-westers en dat de strijd met
het Westen wenst te voeren met daarbij als eerste prioriteit de uitroeiing van
de joden als de bron van de westerse arrogantie zoals haar kolonialisme en zogenaamde
universele waarden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten