woensdag 27 april 2016

De relevantie van links en rechts voor dieren en andere politieke kwesties

De Koude Oorlog en het einde van ideologie

De meesten zijn gewend de termen ‘links’ en ‘rechts’ te associëren met de Koude Oorlog tussen de Sovjet-Unie of het Oosten (socialisme) en de VS of het Westen (het liberaal-kapitalisme), zodat men zich dan afvraagt of de termen nog betekenis hebben na de Val van de Muur en het einde van die Oorlog. Maar tot op zekere hoogte verloren deze termen reeds ten tijde van die Oorlog al veel van hun betekenis in de hier bedoelde zin doordat men ideologisch steeds meer naar elkaar toe groeide en zeker ook de intellectuelen bewust een middenweg zochten tussen de twee rivaliserende systemen (bv. bij de invloedrijke filosoof Rawls en er is zelfs betoogd dat juist het Westen na de Tweede Wereldoorlog het communistisch paradijs in hoge mate heeft gerealiseerd in de vorm van de welvaarts- en verzorgingsstaat). Precies om die reden schreef Bell al in 1960 zijn beroemde boek ‘The End of Ideology’. Sterker nog, het Amerikaanse liberaal-kapitalisme en het Sovjet-socialisme waren in wezen eigenlijk al vanaf het begin beide links want ‘progressief’ om welke reden ze elkaar heel goed konden begrijpen en elkaar ook zo heftig konden beconcurreren qua onder meer de technologie waaronder de wapenwedloop. De VS en de Sovjet-Unie streefden dezelfde progressieve doelen van welvaart, vrijheid en vooruitgang alsmede een vernietiging van de oude standenmaatschappij/wereld van kerk en koning na en beconcurreerden elkaar om de titel ‘kampioen van de vooruitgang’ (die de VS leken te hebben gewonnen met hun bemande maanlanding): hun strijd ging slechts om de vraag naar de juiste middelen om hetzelfde doel te bereiken.

Wat ideologie is

De termen ‘links’ en ‘rechts’ zijn echter ouder dan de Koude Oorlog en moeten eind 18de eeuw worden gedateerd toen met name de Franse Revolutie een scherpe politieke tegenstelling blootlegde of schiep tussen revolutionairen en antirevolutionairen – tussen ‘links’ en ‘rechts’ – en de grote ideologieën ontstonden toen bij wijze van geseculariseerd millenarianisme (dat verwijst naar het beloofde Duizendjarig Rijk van Christus op Aarde): altijd was politiek gedreven geweest door macht en religie, maar door de opkomst van democratie (macht van het volk) en Verlichting (seculier geloof in rede en vooruitgang) ontstond de ideologie als democratisch gedragen idee hoe men op basis van een filosofisch-wetenschappelijk mens- en wereldbeeld de maatschappij zo kan inrichten dat we zelf het paradijs op Aarde realiseren (reeds bv. Francis Bacon verwees hiernaar met zijn New Atlantis). Ondanks Marx’ weerstand tegen ‘ideologie’, waren ideologen min of meer synoniem met socialisten (dus ‘links’) die als sociale ingenieurs de maatschappij volgens een bedacht ontwerp wilden hervormen en vonden zij hun tegenstanders bij de conservatieven (dus ‘rechts’) die meenden dat de mens niet voor God moet spelen en dat (radicale) hervormingen alleen maar het meest waardevolle – de door de Schepping gegeven of door de evolutie ontwikkelde maatschappelijke structuren – vernietigen. Dit hangt overigens – naast het pessimistische mensbeeld van rechts (de mens weet niet veel en is geneigd tot het kwaad) – ermee samen dat rechts een organistisch maatschappijbeeld en links een modern-mechanistisch maatschappijbeeld heeft. Kenmerkend voor links en rechts is dat zij – anders dan de tegenstelling in de Koude Oorlog – elkaar ook nauwelijks kunnen begrijpen en langs elkaar heen spreken omdat ze niet alleen een ander mens- en wereldbeeld maar ook andere waarden hanteren (of prioriteren): waar links over rechten spreekt, spreekt rechts over plichten; waar links over vrijheid en gelijkheid spreekt, spreekt rechts over orde en eenheid, etc.

Het postmodernisme voorbij links en rechts

Bells ‘einde van de ideologie’ van 1960 verwees in wezen niet zozeer naar een einde van de ideologie maar naar een einde van de ideologische strijd doordat politici tot een consensus tussen met name socialisme en liberalisme waren gekomen, hetgeen zich in de jaren ’80 zou herhalen toen de sociaal-democraten hun ‘ideologische veren’ afschudden ten gunste van de zogeheten ‘Derde Weg’ die in wezen opnieuw een – ditmaal nog bredere – ideologische mix betreft. Na de Val van de Muur riep Fukuyama de overwinning van het liberalisme uit en alleen Huntington voorspelde een einde van ideologie überhaupt ten gunste van de terugkeer van macht (geopolitiek) en religie (cultuur) als de bepalende factoren van politieke strijd in een nieuwe wereldorde. Huntington lijkt gelijk te krijgen met betrekking tot de huidige geopolitieke spanningen en ontwikkelingen in de wereld (waarbij overigens Spengler al begin 20ste eeuw iets vergelijkbaars had voorspeld) en op intern niveau lijken de politici politieke strijd te hebben verruild voor consensus en zelfs ideologie voor technocratisch bestuur (en sowieso vermijdt de gevestigde orde uit zelfbehoud polarisatie en dus het denken in termen als ‘links’ en ‘rechts’, resulterend in argumenten als ‘het is onvermijdelijk dat’ en ‘er is geen alternatief’). Maar op democratisch niveau is er evengoed nog altijd beslist ideologische strijd. Het postmodernisme acht de termen ‘links’ en ‘rechts’ daarbij echter evengoed niet meer bruikbaar omdat de politiek gefragmenteerd is geraakt: in plaats van dat twee grote, alomvattende systemen (‘de Grote Verhalen’) tegenover elkaar staan, zoals in de Koude Oorlog, zien we nu politieke bewegingen die opkomen voor bv. culturele minderheden of het milieu of de bejaarden. Niet alleen raakt zo het politieke landschap versnipperd, het zou ook niet meer mogelijk zijn om die nieuwe bewegingen als links of als rechts te kwalificeren. Sowieso verzetten deze nieuwe bewegingen zich tegen labels als ‘links’ en ‘rechts’, omdat ze voorbij deze klassieke kampen juist zo veel mogelijk aanhangers willen aantrekken, maar kan bv. het opkomen voor homo- en vrouwenrechten eigenlijk nog wel een ‘linkse hobby’ worden genoemd? We zien immers dat er nu een rechtse kritiek bestaat die spreekt over ‘regressief links’, precies omdat ‘links’ de progressieve waarden als homo- en vrouwenrechten zou hebben verkwanseld ten gunste van het multiculturalisme dat door ‘links’ is omarmd vanuit een ‘antiracisme’ (waarbij de ironie is dat dat multiculturalisme eigenlijk weer behoorlijk rechts is in zijn ‘racistisch’ groepsdenken). Begrijpelijk dus dat in al deze verwarring de termen ‘links’ en ‘rechts’ geen houvast meer bieden aan de gewone burger die daarom die termen ‘achterhaald’ acht.

Politieke strijd

Ik ben het daar echter niet mee eens. Sowieso zie ik links en rechts niet persé als de twee grote ideologische systemen (waarvan je er dan eigenlijk eerder niet twee, maar minstens drie hebt, want de Grote Drie zijn conservatisme, liberalisme en socialisme) maar in eerste instantie als simpelweg een praktische labelling van twee strijdende partijen, zodat de termen altijd houvast bieden zolang er politieke strijd is (zoals je bij een wedstrijd de twee voetbalteams een verschillend kleurtje shirts geeft om ze makkelijker uit elkaar te kunnen houden). In de politiek is er namelijk altijd een partij die iets (nieuws) wil en een partij die zich daartegen verzet. Traditioneel noemen we dan de partij die iets nieuws wil ‘links’ (of ‘progressief’) en de partij die daartegen protesteert ‘rechts’ (of ‘conservatief’). Zo simpel kan het zijn en zo zijn de termen ‘links’ en ‘rechts’ nog altijd bruikbaar. En om een of andere onopgehelderde reden zijn de twee strijdende kampen bijna altijd ongeveer 50/50 verdeeld: blijkbaar bestaat elke bevolking voor ongeveer de helft uit ja-knikkers en de andere helft uit dwarsliggers, ongeacht het onderwerp.

Het opkomen voor dieren

De postmodernen zullen tegenwerpen dat het evengoed vaak niet meer duidelijk is welk kamp ‘progressief’ (dus ‘links’) en welk kamp ‘conservatief’ (dus ‘rechts’) moet worden genoemd, zoals die onduidelijkheid zich bv. uit in zo’n term als ‘regressief links’. Ik geef toe dat het lastiger is geworden, maar een groot deel van mijn werk op mijn website www.gebandvanjoop.blogspot.nl bestaat erin de linkse en rechtse motieven onder alle politieke strijd naar voren te brengen om zo alsnog ideologische (en filosofische) klaarheid te brengen in alle ‘verwarring’ en fragmentatie in de huidige politiek. Laten we ter voorbeeld eens kijken naar het opkomen voor de dieren (want dat onderwerp heb ik nog niet eerder behandeld): we hebben inmiddels een Partij voor de Dieren (die dus heel postmodern ogenschijnlijk geen grote, alomvattende ideologie hanteert maar slechts de belangen van een bepaalde groep wil behartigen) maar ook de PVV die bv. een dierenpolitie wil om dieren betere bescherming te geven. De PvdD lijkt (anderszins) duidelijk links en de PVV (anderszins) duidelijk rechts. Is het opkomen voor dieren dan typisch postmodern waarop de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ geen vat of betekenis meer hebben? Ik denk dat die termen beslist betekenis hebben om de PvdD en de PVV te kunnen begrijpen. De PvdD heeft namelijk een typisch links motief om op te komen voor dieren en de PVV een typisch rechts motief daarvoor met daardoor ook een groot verschil in uitwerking.

De dierenrechten van de PvdD

Kenmerkend voor links is het abstracte denken en voor het rechts het verzet daartegen c.q. het concrete denken: in die zin heb ik al eens (zie http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2015/03/800x600-normal-0-21-false-false-false.html) de wortel van al het linkse denken in Plato en de wortel van al het rechtse denken in Aristoteles gesitueerd (zodat alle strijd tussen links en rechts gelijkenis vertoont met de strijd tussen Plato en Aristoteles waarbij ik dan wel de immanente Ideeënleer van Aristoteles negeer). Reeds de revolutionairen in de 18de eeuw spraken bv. over de ‘mensheid’ dat op groot verzet van rechtse denkers stuitte: voor rechts bestaat er geen ‘mensheid’ maar bestaan er slechts individuele mensen. Rechts wijst dus de ‘linkse’ platoonse generalisatie of opstijging af. Dat verklaart ook de linkse obsessie voor gelijkheid terwijl rechts het bijzondere en particuliere benadrukt; in die zin is links een typisch product van de Verlichting en rechts van de tegenhanger der Romantiek. Niet voor niets achten linkse mensen het terecht dat het antidiscriminatieartikel het eerste artikel van onze Grondwet is (dat zij daarbij ook horizontaal uitleggen): alles moet gelijk worden behandeld (en zoals in de rechtse kritiek op ‘regressief links’ worden alle andere progressieve waarden daaraan ondergeschikt gemaakt). Maar vanuit dat abstracte (en daarmee ook objectieve) denken rijst direct de vraag: waarom moet de gelijke behandeling worden beperkt tot alleen de mensen? Is het discrimineren van dieren niet net zo in strijd met de linkse grondwaarde van non-discriminatie als het discrimineren van zwarte mensen? Dieren hebben immers ook recht op leven en kunnen ook pijn voelen. Onze omgang en afslachting van dieren is in wezen hetzelfde en net zo erg als de omgang en afslachting van Joden in de Holocaust. De utilistische filosoof Singer, die nog eens uitdrukkelijk laat zien hoe het utilistisch denken voert tot de strijd voor dierenrechten (reeds de grondleggers van het utilisme in de 18de eeuw zoals Bentham waren voorvechters van dierenrechten), spreekt van ‘speciesism’ in aanvulling op racisme: waar racisme de ongelijke behandeling van niet-blanke mensenrassen is, zo is ‘speciesism’ de ongelijke behandeling van niet-menselijke dieren (en net zo kwalijk). De PvdD strijdt daarom voor dierenrechten die uit grond van de linkse, generaliserende zaak uiteraard voor alle dieren moeten gelden. Juist bezien vanuit het grote linkse systeem is de PvdD dan ook een logisch uitvloeisel, aangezien met succes reeds bv. zwarten, vrouwen en homo’s gelijke rechten hebben gekregen en alleen de dieren nog op hun rechten wachten. Dat de PvdD abstract en dus typisch links denkt, blijkt dus uit het feit dat het hier uitdrukkelijk om dierenrechten gaat die uit de grond van de zaak universeel zijn (in tegenstelling tot het privilege van de enkeling) en die voortkomen uit ons denken.

De dierenliefde van de PVV

De PVV heeft daarentegen een typisch rechtse insteek: het gaat hen niet om de abstractie van dierenrechten maar om het concrete fenomeen van dierenliefde die een hoogst persoonlijke, concrete band tussen twee individuen betreft (waarin ook het romantische of zelfs sentimentele zich toont). Dit verklaart ook de kritiek van de PvdD op de PVV dat het die laatste alleen om huisdieren te doen is (terwijl de PvdD uiteraard geen enkel onderscheid tussen dieren wil maken): niet voor niets noemen de Engelsen huisdieren ‘pets’ (van petting = knuffelen). Een rechtse partij als de PVV acht kwetsbare groepen – baby’s, bejaarden maar ook (huis)dieren – beschermingswaardig (‘van kinderen en dieren blijf je af!’) maar slechts voor zover het onze kinderen, onze bejaarden en onze dieren zijn dus voor zover we een (emotionele) band met hen hebben. Links is daarentegen inclusief en acht dat exclusieve van rechts (het gaat alleen om de ‘onzen’) discriminatoir en willekeurig: voor links maakt het niet uit of we er een persoonlijke band mee hebben maar abstraheert de kwestie tot een gelijk en respectvol behandelen van alle mensen en dieren. En dat verklaart weer waarom links geneigd is juist geen verschil te willen maken tussen bv. kinderen, bejaarden en volwassenen (dat zelfs even heeft geleid tot het acceptabel willen maken van bv. pedofilie), hetgeen weer de woede van rechts opwekt. Door middel van dezelfde abstractie betoogt links voor de legalisatie van abortus – het prille menselijk embryo heeft nog geen zelfbewustzijn en kan dus niet als persoon worden aangemerkt – terwijl rechts het embryo beschermingswaardig acht op grond van zijn potentie om mens te worden waardoor het al tot ons moet worden gerekend zoals onze voorvaderen nog steeds tot ons moeten worden gerekend (welk laatste aspect weer de verklaring is waarom rechts veel meer moeite heeft met zaken als lijkschennis, erfbelasting en revolutie dan links).

Een complicatie?

Traditioneel gezien hecht rechts aan de traditionele waarden terwijl links een nieuwe samenleving wel scheppen (in de woorden van de filosoof Kolnai: rechts idealiseert de werkelijkheid terwijl links het ideaal wil realiseren). Inmiddels is die progressieve revolutie voor een groot deel gerealiseerd. In die zin richt de PvdD zich logischerwijs op het enige (grote) ‘onrecht’ dat nog bestaat in linkse ogen: de rechtenloosheid van dieren. Socialisten en feministen lijken echter simpelweg niet meer te weten waarvoor ze nog moeten strijden en waarvoor ze dus nog bestaan, zodat ze dan maar simpelweg antirechts zijn - zoals vroeger juist rechts geen ideologie had maar slechts antilinks was - en vanuit een fundamenteel antiracisme de kant kiezen van radicale moslims die zich immers als slachtoffer van een onderdrukkend ‘islamofoob’ Westen presenteren. Dat verklaart de ‘regressie’ van links (zie meer hierover op bv. http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2016/01/het-feminisme-is-zelf-extreem-rechts.html). De betekenissen van links en rechts lijken in die zin te zijn gewisseld: links wil de huidige, progressieve verworvenheden behouden (en is zo paradoxalerwijs conservatief dus ‘rechts’ en antipopulistisch geworden of zelfs een bondgenoot van islamradicalen) terwijl rechts nu de initiatiefnemer is tot verandering (dus ‘links’ en populistisch is geworden). Ongetwijfeld is dat een belangrijke factor in het huidige geloof dat de termen ‘links’ en ‘rechts’ achterhaald zijn geworden. Toch is dat maar schijn: zoals ik hierboven inzake de dieren heb laten zien, is het klassieke links denken en rechts denken altijd weer terug te vinden in de huidige discussies, bv. door middel van de abstract/concreet-regel.

Criminaliteit en het linkse ‘objectieve’ verhaal vs. het rechtse ‘subjectieve’ verhaal

Er zijn echter ook andere criteria te formuleren die dan weer als variaties op de abstract/concreet-regel kunnen worden uitgelegd. Zo heb ik in http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2016/04/de-bron-van-het-kwaad-op-de-snelwegen.html de discussie over de maximumsnelheid op de snelwegen geanalyseerd in termen van een typisch linkse objectiviteit vs. een typisch rechtse subjectiviteit. Links hanteert graag een wetenschappelijke benadering – wetenschap elimineert precies het subjectieve (de ervaring) om zo tot objectiviteit te komen – en daarom vaak een utilistische ethiek, die op wetenschappelijke dus objectieve basis het grootste geluk voor het grootst aantal mensen nastreeft (zoals ook Marx ideologie afwees ten gunste van een vermeend wetenschappelijk-materialistische doctrine). Daarom houden linkse mensen ervan om er bv. op te wijzen dat er in het verkeer meer slachtoffers vallen dan bij terroristische aanslagen en dat armoede de oorzaak van veel criminaliteit is. Bij een objectieve benadering – bij een vergelijking van de cijfers – kloppen dit soort opmerkingen ook wel. Het roept echter verontwaardiging op bij veel rechtse mensen omdat die op Kantiaanse wijze het subject missen in dat objectieve verhaal van links en van de wetenschap (Kant heeft een uitgesproken ‘subjectieve’ ethiek ontwikkeld die haaks staat op het uitgesproken ‘objectieve’ utilisme waarin ook niet wordt gestreefd naar maximaal genot voor iedereen maar waarin ‘boontje komt om zijn loontje’ moet gelden). Dat (menselijk) subject is de bron van het handelen en is om die reden daar ook verantwoordelijk voor: uiteraard kan armoede een correlerende factor zijn in de criminaliteitscijfers (armoede is een prikkel tot criminaliteit) maar uiteindelijk is elk individu en niet zijn sociaal-economische omstandigheden verantwoordelijk en de echte oorzaak of hij wel of niet gaat stelen. Meer armoede zal meer misdaad geven, maar evengoed is armoede niet de oorzaak van misdaad: die oorzaak is een moreel onjuiste keuze van de dader. De linkse, objectieve of wetenschappelijke aanpak ‘ontmenselijkt’ de mens in die zin door zijn subject-zijn en daarmee zijn vrijheid en verantwoordelijkheid te ontnemen: het behandelt mensen louter als objecten dus als willoze biljartballen die bewegen als gevolg van externe prikkels en krachten (waardoor de samenleving ook ‘maakbaar’ wordt voor de machthebber). Dit verklaart natuurlijk ook de verschillende aanpak van bv. criminaliteit: links wil meer bv. de armoede bestrijden om zo de objectieve factoren te verkleinen terwijl rechts zwaardere straffen voor de wetsovertreder wil om zo het subject sterker op diens morele verantwoordelijkheid – zijn vrijheid – aan te spreken. Weer een andere variatie hierop is dat links de burger primair als ‘onderdaan’ (object/speelbal) van de wetgever ziet, zodat links op paternalistische wijze een goede overheid nastreeft die ervoor zorgt dat iedereen voldoende aan zijn trekken kan komen en recht wordt gedaan, terwijl rechts de burger primair als autonoom (dus als eigen wetgever c.q. subject) ziet, die juist alleen maar recht kan worden gedaan doordat de overheid zich niet (te veel) met de zaken van die burger bemoeit!

Conclusie

Kortom, zelfs voor de meest ‘postmoderne’ politiek die zich niets meer lijkt aan te trekken van grote categorieën als ‘links’ en ‘rechts’, blijken die termen evengoed nog altijd onmisbaar voor elk inzicht in hoe mensen denken en reageren op kwesties. Hooguit voelen mensen zich in de huidige individualistische en postmoderne tijd niet meer gebonden aan één club of kerk zodat ze vrijelijk 'shoppen' en links op de ene kwestie en rechts op de andere kwestie kunnen zijn (zoals mensen vaak enigszins trots vertellen om daarmee hun vrijheid te bewijzen). Maar dat doet niet af aan de betekenisvolheid van de termen 'links' en 'rechts'. Wel heb je misschien een zeker abstractieniveau nodig – zeg maar: een linkse geest – om het wezenlijke van links en rechts te zien terwijl we in de huidige praktijk tegelijkertijd vaak zien dat juist linkse mensen van de termen ‘links’ en ‘rechts’ af willen omdat zij als de nieuwe gevestigde orde logischerwijs tegen polarisatie zijn omdat politieke strijd alleen maar hun dominante positie kan ondermijnen.

4 opmerkingen:

  1. In de persoonlijkheidsleer onderscheiden ze vijf dimensies of persoonlijkheidsfactoren. Meer kleuren schijnen er niet te zijn op dat gebied. Daar zijn ze achter gekomen dmv factoranalyse. Ik weet niet of ze datzelfde ooit hebben gedaan in de politiek, en of ze daar dmv van factoranalyse ooit hebben achterhaald dat er in wezen maar twee smaken zijn: links en rechts. Zo niet, dan zouden ze dat eens moeten doen.

    Interessant is dat links 'abstract' zou zijn en rechts 'concreet'. Dat sluit op zich wel mooi aan bij de neurowetenschappelijke benadering van het politieke kleurenspectrum. Hier een fragmentje:

    https://www.youtube.com/watch?v=9pHNwRPAM88

    Geinig he? Het sluit mooi aan omdat het fight-or-flight-centrum van het menselijke brein natuurlijk alles te maken heeft met het (evolutionaire) verleden. Ons apendom heeft ons miljoenen jaren gevormd en maakt nog steeds 99% van onze herseninhoud (ons - al dan niet collectieve - onderbewuste) uit. En in dat hersendeel zitten dus onze angsten. Angsten hebben alles te maken met het verleden, met komaf. Enerzijds al onze angstvallige ervaringen, en anderzijds de veiligheidslessen die we daaruit hebben geleerd, als soort. En bovendien, al was het maar omdat veiligheid bestaat bij de gratie van vertrouwen, vertrouwen op zijn beurt bij de gratie van bekendheid, en bekendheid bij de gratie van herhaling. En herhaling is een terugkoppeling naar het verleden. Terugverlangen naar het verleden is een verlangen naar veiligheid en zekerheid, naar gebaande paden. De wens naar de moederschoot. Erich Fromm heeft daar ooit een leuk boekje over geschreven.

    Rechts is verlangen naar veiligheid, naar de moederschoot, naar controle en naar het verleden. Het is re-actionair. En wat is er concreter dan het verleden? Het verleden is alles wat ooit is gebeurd. Het is een wereld van feitelijkheden. Alles wat ooit werkelijk is gebeurd = het verleden. En dat is concreet-rechts. Links-progressief kan niet teruggrijpen naar een feitelijk verleden en moet dus per definitie 'abstract' zijn. Het moet echter ook 'lef' hebben omdat niets zo onzeker is als de toekomst. Er is geen zekerheid, orde en veiligheid in de toekomst.

    En daar bezondigt links zich alsnog aan hetzelfde als rechts. Het probleem van links is namelijk dat ze orde en veiligheid in een onzekere toekomst zoeken dmv ideologie. En door dat laatste (de ideologie) raakt ze van het rechte pad en zoekt ze in een ideologie een toekomstige moederschoot. Waarmee ze zichzelf 'schuldig' maakt aan hetzelfde als rechts.

    Kortom, 'rechts' is anti-revolutionair naar het verleden, 'links' is dat naar de toekomst. Ze zijn derhalve kanten van eenzelfde medaille. En wellicht zoeken ze ook veiligheid, orde en zekerheid in elkaars wederzijdse vertrouwde 'vijandbeelden'. Who knows? We missen iig een onzekerheid tolererende derde 'factor' in onze factoranalyse: het 'Nu'. Is dat het liberalisme, het humanisme oid? Een derde factor die geen ideologie naar verleden of toekomst heeft, maar die voortdurend balaceert op de smalle zijkant van de medaille.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Interessante en ook wel geloofwaardige spiegeling van links en rechts door middel van ideologie als poging grip te krijgen op de toekomst vs. het teruggrijpen naar de zekerheid van het verleden. Ik zou inderdaad ook zeggen dat het liberalisme dan meer in het 'nu' leeft zonder naar zekerheden te zoeken.

    Op verzoek van de website Veren of Lood wordt het artikel morgen ook daar geplaatst, maar omdat het voortborduurt op het eerdere artikel over de maximumsnelheid en onze discussie, heb ik het nog wat aangevuld. Die nieuwe versie ga ik misschien ook hier plaatsen, dus schrik niet als het artikel opeens sterk is gewijzigd!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Thomas Detombe’s pleidooi voor dierenrechten c.q. vegetarisme in http://www.demorgen.be/opinie/dat-vlees-eten-normaal-zou-zijn-is-een-dooddoener-slavenhandel-was-vroeger-ook-normaal-b245aaba/ illustreert mooi wat ik hierboven al schreef over de typisch linkse argumentatie. Bovendien plaatst hij dierenrechten tegenover de vrijheid van godsdienst hetgeen me tot het volgende weerwoord verleidt.

    Thomas wil – in tegenstelling tot rechts – in beginsel geen onderscheid maken tussen dieren: alle dieren zijn “welzijnsgevoelig”, ongeacht hun knuffelbaarheid. Maar zoals ook al in de reacties werd aangevoerd zal de mens zichzelf vernietigen als we die lijn, waarin we alles gelijkmaken, consequent voortzetten. Immers, niet alleen mogen we van Detombe dan bv. geen mug meer doodslaan en moeten we kapjes gaan dragen om te voorkomen dat we per ongeluk insecten binnenkrijgen en doorslikken (en dus doden), maar dan zouden we ook geen planten meer mogen doden of eten. En moeten we dan ook niet alle bacteriën (en wellicht zelfs virussen) respecteren dus alle antibiotica weggooien?

    Weliswaar gaat Detombe niet zo ver en stelt hij daarom nog wel het hedonistisch demarcatiecriterium van pijn en plezier kunnen beleven, maar dat is een willekeurige en in die zin een ‘rechtse’ dwaaldemarcatie als je maar abstract genoeg denkt: een plant is net zo’n volwaardige en vaak ook gecompliceerde levensvorm als een dier (biologisch gezien) dus waarom moeten we dan ook niet hetzelfde respect voor planten tonen als voor dieren? In feite hanteert Thomas een inconsistent want antropocentrisch argument om toch zijn demarcatie aan te brengen: omdat wij mensen genot nastreven wordt dat verheven tot universele norm voor al het leven (waarbij overigens bv. Kant en Nietzsche zich fel keerden tegen die hedonistische observatie: de mens zou uiteindelijk helemaal geen genot c.q. minimale pijn nastreven!). Daarbij komt nog dat genot biologisch slechts een prikkel is dat we veilig en sterk zijn terwijl pijn ons de boodschap geeft dat we in gevaar zijn. Dat maakt het erg inconsistent om de universele drang naar zelfbehoud – zoals zich dat uit in genot of pijn – als norm te stellen waarmee we dan vervolgens ons eigen zelfbehoud dus ons eigen genot moeten negeren! Overigens, Thomas zal een demarcatie ‘noodzakelijk’ achten – desnoods een willekeurige – omdat ook hij weet dat we niet kunnen overleven als we bv. ook geen planten meer zouden mogen eten. Maar ook dat is weer inconsistent: als wij mensen moeten overleven, desnoods door andere levensvormen op te eten en dus te doden, dan is de mens dus toch ook voor Thomas de belangrijkste diersoort en hebben andere levensvormen dus niet automatisch dezelfde rechten als de mens. Maar wat bepaalt dan dat andere levensvormen überhaupt rechten hebben? Thomas eindigt met de nuance dat we een afweging tussen ons genot en het belang van het dier moeten maken, maar precies omdat de mens (voor ons) belangrijker is dan het dier – waar ook Thomas zich bij lijkt aan te sluiten – is de uitkomst van die afweging helemaal niet evident in het voordeel van het dier.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. De natuur is dan ook niet volgens een ‘abstracte’ moraal ingericht: de natuur is ‘wreed’ en elk organisme is vanuit zijn drang tot zelfbehoud egoïstisch. Dat is de evolutionaire reden dat wij zonder wroeging een mug doodslaan, groenten eten en een varken slachten. De moraal is daarentegen min of meer tegennatuurlijk: bij bv. Kant moeten alle redelijke wezens worden gerespecteerd (zodat als de engelen niet bestaan alleen de mens volledig respect toekomt), bij de utilitaristen die streven naar maximaal genot in het universum mag geen onnodig leed worden toegebracht aan organismen die kunnen lijden en met name in India vindt men levensbeschouwingen waarin men echt alle dieren wenst te respecteren zodat men er daadwerkelijk geen mug doodslaat en mondkapjes draagt om niet per ongeluk een insect door te slikken. Nu zijn met name de oosterse religies ook eerlijk in hun nihilisme of ‘levenshaat’: het is bv. in het boeddhisme ook de bedoeling om de levenswil – dat natuurlijke egoïsme waarmee alles en iedereen is behept – te ‘versterven’ door middel van ascese. Alhoewel het christendom de mens als kroon van de schepping op een voetstuk plaatst, wil ook het christendom het natuurlijke egoïsme overwinnen door middel van de moraal met de ‘beloning’ daarvoor in het hiernamaals. Wat Thomas in feite eist van alle mensen is dat zij boeddhist of christen worden en zelfs de plicht het natuurlijke egoïsme te overwinnen ook als men niet in het hiernamaals gelooft om uit dat geloof kracht te kunnen putten. Het is dan ook zonneklaar dat wat Thomas wil niet gaat werken anders dan bij een zeer wrede dictatuur die de mensen Thomas’ gewenste ‘nihilistische’ ascese oplegt. Niet voor niets vonden mensen als Thomas duizenden jaren geleden religies uit inclusief een heel godenrijk, een boze God, reïncarnatie, een hiernamaals en andere metafysica omdat je anders mensen niet kunt motiveren afstand te doen van hun natuurlijk egoïsme – waarmee men zich belangrijker acht dan de ander c.q. andere levensvormen – om zo zelfs het leven van de mug te leren respecteren.

    Uiteraard staat het Thomas vrij om nu zonder de hele religieus-metafysische santekraam maar daarvoor in de plaats met wetenschappelijke en filosofische argumenten de mensheid te overtuigen om te leven zoals bv. de boeddhisten of hindoes leven. Ik wens hem veel succes want het is geen gemakkelijke opgave: dat wij uiteindelijk alle mensen – ongeacht ras of nabijheid – zijn gaan respecteren is natuurlijk niet vanwege een of andere filosofische argumentatie (we zijn niet tegen de Holocaust omdat we Kant hebben gelezen) maar omdat we onszelf in de andere mens zijn gaan herkennen. In die zin is de hele mensheid op stoïcijnse wijze onze eigen familie geworden om wie we – van nature! – geven. Maar ook de stoïcijnen gingen niet verder dan een ethiek gebaseerd op de universele rede dus op de mensheid. Op dit moment zijn dierenrechten nog controversieel – zeker als het gaat om bv. die mug – en toont Thomas zich een dwingeland door ze toch op te willen leggen aan anderen. Thomas gaat dan ook te ver als hij wetten wil om zijn eigen ascetische ethiek dwingend aan iedereen op te leggen (zelfs de religiestichters waren niet zulke dwingelanden en lieten het tenminste nog aan God over om zondigen te straffen): tegenover de dierenrechten verdient ook de godsdienstvrijheid een plaats en godsdienstvrijheid betekent ook dat je het (religieuze) respect voor alles wat leeft mag afwijzen.

    BeantwoordenVerwijderen