zaterdag 19 maart 2016

A clear and present danger


Inleiding

In dit artikel zal ik vanuit een politiek-filosofische insteek kort uiteenzetten waarom de vrijheid van meningsuiting zo’n hoog goed is en waarom Wilders, zelfs in het weinig liberale Nederland op dit punt, zou moeten worden vrijgesproken in het huidige strafproces tegen hem. Dit is uitdrukkelijk geen juridisch betoog (dat als zodanig een rechter zou kunnen overtuigen): dat laat ik graag aan de advocaat van Wilders over. Mijn betoog is gericht aan het publiek met het doel een bewustzijn en debat te openen over de vrijheid van meningsuiting als fundamenteel en democratisch grondrecht.

Moderne wetenschap als mystiek-christelijke voortzetting van de strijd tegen kerk en dogma’s

De hoge waarde van de vrijheid van meningsuiting in het moderne Europa kan volgens mij niet los worden gezien van de opkomst van de moderne wetenschap en de secularisering van de samenleving. Het belangrijkste argument van de grote voorvechters van de vrijheid van meningsuiting zoals Spinoza was dat het denken van de mens zich niet laat dwingen: de Staat kan bepaald gedrag afdwingen, maar de Kerk kan op zijn beurt niet het juiste geloof afdwingen. Niemand kan immers zien wat je denkt. De secularisering, waarin religie een privéaangelegenheid werd, legitimeert als het ware deze machteloosheid van de Kerk over de gedachten van de burger: geloof is een zaak tussen jou en God waar anderen niets mee te maken hebben. Parallel hieraan komt de moderne wetenschap op die zich niet wil laten insnoeren door kerkelijke – veelal aan de heiden Aristoteles ontleende – dogma’s. Het bekendste voorbeeld is uiteraard Galilei, maar anders dan Galilei kwam bv. de filosoof Bruno uit diezelfde tijd door toedoen van de Inquisitie daadwerkelijk op de brandstapel vanwege zijn moderne opvattingen en wordt Bruno nog altijd vereerd als een martelaar van het vrije woord. Ja, in zekere zin is de moderne adoratie voor wetenschap en het vrije woord een geseculariseerde voortzetting van de christelijke aanbidding van Jezus als het Woord c.q. Waarheid en martelaarschap (met de door nota bene de Kerk omgebrachte wetenschappers als de nieuwe martelaren en heiligen). Hoe dan ook, de moderne waarheidsvinding c.q. wetenschap verdraagt geen bij voorbaat opgelegde dogma’s: alles mag en moet worden betwijfeld en onderzocht. In de plaats van een bijkans heilig ontzag voor de traditie en haar oude wijsheden, ontstaat er een aan de technologie ontleende notie dat kennis accumuleert zodat wij modernen het beter weten dan de vroegere generaties en hun oude wijsheden in oude boeken. De moderne mens gelooft daarbij niet meer dat we de Waarheid kunnen bereiken, maar dat we slechts kunnen hopen steeds meer kennis te vergaren – daarmee de Waarheid steeds meer naderen (zoals in de mystieke traditie de christen moet streven één te worden met Christus al blijft dat een onbereikbaar ideaal) – op een moeizame weg omhoog waarbij we talloze hypothesen poneren en weer moeten verwerpen. Dit is de moderne notie van wetenschap als ‘geïnstitutionaliseerd scepticisme’ (naast de eveneens moderne notie als wetenschap als Nieuwe Waarheid die de oude van religie en mythe heeft overwonnen). Geen enkele mogelijkheid/hypothese mag daarbij vantevoren worden uitgesloten; geen (kerkelijk) instituut mag vantevoren de kaders (of het ‘paradigma’) opleggen waarbinnen moet worden gewerkt.

De Linkse Kerk als herrijzenis van de bedreiging van de vrijheid van meningsuiting

Ook in de politieke samenleving drong zo de vrijheid van denken en daarmee de vrijheid van meningsuiting steeds meer tot de kern van de democratische rechtsstaat: vooruitgang is slechts mogelijk bij totale vrijheid van onderzoek zodat alles mag worden betwijfeld en dus mag ook alles worden gezegd met naast de vrijheid als meningsuiting als fundament van de democratie – reden waarom de politicus meer mag zeggen dan de gewone burger – later ten tijde van de romantiek ook die vrijheid als essentiële mogelijkheid van zelfexpressie dus als fundamenteel grondrecht van de burger. Dogma’s en taboes werden één voor één vernietigd en geen heilig huisje bleef overeind staan. Wie had dan ook kunnen denken dat nota bene de linkse gemeenschap, die aan de frontlinie stond om elk kerkelijke dogma en heilig huisje aan te vallen, inmiddels allerlei dogma’s en taboes wil herstellen en de vrijheid van meningsuiting radicaal wil afschaffen, hetgeen de welbekende uitdrukking ‘Linkse Kerk’ legitimeert (noot: bij mijn studie Wijsbegeerte lazen we het boek ‘A new history of philosophy’ van Matson waarin Matson zijn behandeling van Marx zelfs afsluit met een zeer uitvoerige vergelijking tussen de Kerk van Augustinus en het marxisme (met parallellen op alle acht wezenskenmerken) zodat het marxisme alleszins de Nieuwe Kerk kan worden genoemd).

Een verklaring en werkwijze van de Linkse Kerk en haar Inquisitie

Een verklaring van de verregaande intolerantie van de Linkse Kerk (meer hierover op http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2015/03/800x600-normal-0-21-false-false-false.html) is – naast het typisch kerkelijke geloof in dogma’s waarmee men de Waarheid in pacht meent te hebben (dat Marx uiteraard heel modern betitelde als zijn ‘wetenschap’ in contrast met elke andere mening die slechts ‘ideologie’ zou zijn) – volgens mij juist ook het typisch moderne kritisch rationalisme of scepticisme dat zichzelf in radicale vorm vernietigt: ‘niets is zeker is en zelfs dat niet’ impliceert dat bv. misschien de moslims het juiste geloof hebben en wij niet. Het scepticisme brengt altijd een pragmatisme voort: als waarheid geen criterium meer is, is ‘wat werkt’ het enige redelijke alternatief. Voor zover culturen zichzelf in stand houden dus succesvol zijn, zijn ze dan gelijkwaardig (en als de islam de snelst groeiende religie zou zijn, dan zou dat een argument voor een maximaal respect voor de islam zijn). Het conservatisme – dus klassiek rechts – is ook gebaseerd op een sceptisch pragmatisme dat erin heeft geresulteerd dat we het beste onze traditionele waarden en normen behouden (want die hebben zich bewezen te ‘werken’ voor ons), maar bij de linkse tegenhanger ervan heeft een romantisch geïnspireerde afkeer tegen de moderniteit (veel meer hierover op http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2015/12/tegen-de-linkse-geschiedvervalsing-met.html), dus tegen het ‘eigen’ Westen, erin geresulteerd dat men alles is gaan omarmen wat niet-Westers is en eenieder die nog chauvinistisch de Westerse beschaving superieur acht (mede vanwege dat cultuurrelativisme) als xenofoob wegzet en zo een hoge gevoeligheid is gaan ontwikkelen voor de gevoeligheden van de niet-westerling inclusief diens dogma’s en taboes. Maar meer in het algemeen hanteert de Linkse Kerk zijn eigen ideologische – geseculariseerde, aan het christendom ontleende – dogma’s zoals de gelijkheid van alle mensen. Daar is niets mis mee, ware het niet dat men erin is geslaagd om dat ‘juiste geloof’ (van het marxisme of de sociaal-democratie), zoals de gelijkheid van alle mensen, dwingend op te willen leggen in de vorm van al die in het Wetboek van Strafrecht opgenomen meningsdelicten, zoals het verbod op discriminatie, groepsbelediging, aanzetten tot haat, e.d. op grond waarvan men dan politieke tegenstanders zoals Wilders de mond kan snoeren, althans strafrechtelijk kan vervolgen (waarmee de Linkse Kerk ook de Inquisitie heeft heruitgevonden).

De vrijheid van meningsuiting als het fundament van de liberale democratie

En dat is zeker mis, want het past niet in een vrije, democratische samenleving om meningen die niet stroken met de eigen – socialistische – ideologie te willen verbieden zodat die ideologie niet meer ter discussie kan worden gesteld. Die praktijk kennen we van bv. de Sovjet-Unie maar zou geen praktijk moeten zijn in een vrije samenleving. Ook een brede coalitie van ‘midden’-partijen, met een Grondwet als een weerslag van een breed gedragen consensus, dient extreme of anti-grondwettelijke opvattingen niet te verbieden. Hoe schokkend de opvatting of hoe marginaal de groep aanhangers ook is (bv. de opvatting dat mensen niet gelijk zijn of dat seks met kinderen moet kunnen), in een vrije democratie dient een (bij machthebber of meerderheid) onwenselijke opvatting nooit te worden verboden omdat in een democratie iedere stem even veel waard is (de paradox is dan ook dat mensen die een partij die bv. vindt dat mensen ongelijk zijn wil verbieden impliciet van mening zijn dat mensen met die opvatting minderwaardig en dus ongelijk zijn). Elke wet moet in een vrije democratie ter discussie gesteld (en uiteindelijk gewijzigd) kunnen worden, zelfs de Grondwet of een anderszins breed gedragen consensus. Toch kent Nederland – ondanks Spinoza – geen traditie van een typisch moderne en waarlijk fundamentele vrijheid van meningsuiting (waarschijnlijk omdat de moralistische priester en de pragmatische koopman er altijd dominanter waren dan de principiële intellectueel): uiteraard kent de Nederlandse Grondwet wel een grondrecht van vrijheid van meningsuiting, maar het discriminatieverbod staat veelzeggend boven de vrijheid van meningsuiting en die vrijheid wordt vervolgens nog flink ingeperkt in het materiële strafrecht waardoor Nederland een gemankeerde liberale democratie heeft. Overigens, uiteraard moet iedereen zich aan de wet houden, dus ook aan bv. het discriminatieverbod, maar ik heb nooit begrepen hoe zich dat heeft kunnen en mogen uitstrekken tot reeds de mening dat bv. zwarten of vrouwen inferieur zijn. Gedachten c.q. opvattingen dienen namelijk vrij te zijn.

Meningen dienen vrij te zijn maar taaluitingen zijn meer dan meningen alleen

Moet dan alles kunnen worden gezegd? Ik denk dat er qua meningen inderdaad geen beperkingen zouden moeten zijn. Wel hebben taaluitingen (of ‘taaldaden’) meer aspecten of inhouden dan slechts meningen (meningen zijn ‘proposities’ die worden gekenmerkt doordat ze waar of onwaar kunnen zijn). Zo is een belofte wel een taaluiting maar geen mening. Een bedreiging is een soort belofte: een bedreiging dient strafbaar te zijn, maar dit tast dus de vrijheid van meningsuiting niet aan! In zijn klassieke werk ‘Over vrijheid’ geeft J.S. Mill een ander belangwekkend onderscheid dat men dient te maken: dezelfde mening (of opmerking) kan in de ene situatie een ander voorzienbaar gevolg hebben dan in een andere situatie. Zo kan men in een tijd waarin hongersnood bestaat vanwege de hoge broodprijzen in de krant als opinie schrijven dat de graanhandelaren kindermoordenaars zijn, waarmee volgens Mill (en volgens mij) niets mis mee is: hoe verschrikkelijk naar deze mening ook is voor graanhandelaren en hoezeer deze zich ook beledigd kunnen voelen, is dit een geval van een meningsuiting die moet worden getolereerd (zoals ook bv. de wellicht vergelijkbare mening ten tijde van vele terroristische aanslagen dat de islam tot terrorisme leidt). Als men echter tijdens die hongersnood te midden van een protest van woedende burgers tegen de hoge broodprijzen bij het huis van een graanhandelaar en zijn gezin gaat roepen ‘graanhandelaren zijn kindermoordenaars!’, dan bewerkstelligt die context een oproep tot geweld tegen de graanhandelaar en dient de ‘mening’ strafbaar te zijn (maar merk op dat het strafwaardige hier niet de mening als zodanig is maar het uiten van die mening binnen een bepaalde, gevaarlijke situatie van protesterende burgers die zichzelf van woede nauwelijks in bedwang kunnen houden).

Het criterium van ‘a clear and present danger’ als enige beperking

In het verlengde hiervan ligt het bekende Amerikaanse juridische criterium van ‘a clear and present danger’ als enige beperking van de vrijheid van meningsuiting. Het bekende voorbeeld is het nodeloos ‘Brand’ roepen in een volle zaal waardoor de te verwachten paniek kan leiden tot het vertrapt worden van mensen en zo zelfs tot doden. Ik denk dat dit criterium de enige juiste beperking geeft: elke mening is als zodanig legitiem en mag ook worden geuit, tenzij het uiten ervan, gelet op de context, waarschijnlijk en direct zal leiden tot geweld c.q. fysieke schade van een of meerdere personen. Er is in een vrije democratie ook geen enkele goede reden waarom de vrije meningsuiting verder zou moeten worden beperkt: dat enkele gevoelige zielen zich beledigd kunnen voelen door de mening van een ander weegt immers niet op tegen het meest fundamentele belang van een democratische rechtsstaat dat elke mening mag worden geuit en gehoord. Beide – zowel de vrijheid als het eventueel verbod – zijn weliswaar gebaseerd op de gelijkheid van alle burgers, maar de politieke gelijkheid, die de mening van elke burger in principe gelijkwaardig acht en zo de vrijheid van meningsuiting garandeert, gaat mijns inziens voor op de gelijkheid als onderdanen die vereist dat elke mening iedereen gelijk behandelt (waarin een fundamenteel verschil zit tussen rechts en links: zie het verhaal in de rechterkolom van deze website). In de woorden van Wouter Bos: “een democratie vergt een dikke huid”.

Het belang van tolerantie en de kunst van retoriek in een democratie

Een onwenselijke, schokkende of walgelijke mening kan en moet in een vrije democratie met argumenten worden bestreden: als dat niet gebeurt – maar men kiest voor een moord of strafvervolging om de onwenselijke mening te bestrijden – dan heeft men in ieder geval weinig vertrouwen in de eigen argumentatie of overredingskracht. Een liberale democratie vergt ook tolerantie: men accepteert het feit van het bestaan van verschillende meningen (vanwege de gelijkwaardigheid van alle mensen) en men probeert de ander te overtuigen in plaats van de mening van de ander te verbieden. Niet voor niets wordt de opkomst van de sofisten in het oude Griekenland met hun leerscholen der retoriek geassocieerd met de opkomst van de democratie. De tegenwoordig zo veelgehoorde linkse tegenwerping dat minderheden sowieso niet ‘gehoord’ worden en dus bij voorbaat beschermd moeten worden tegen verbale aanvallen lijkt me een onhoudbare opvatting. Ik moet hierbij aan Nietzsche’s opmerking denken dat Joden zo goed zouden zijn geworden in beargumenteren en wiskunde omdat niemand hetgene wat een Jood zei serieus nam omdat niemand een Jood geloofwaardig achtte: juist als je als minderheid wordt gemarginaliseerd, moet je zo goed leren argumenteren dat zelfs je onderdrukker niet anders meer kan dan je gelijk geven (want zelfs de witte onderdrukker beschikt over rede en zal zich gedwongen voelen om bv. Pythagoras’ Stelling te aanvaarden wanneer hem het bewijs wordt gepresenteerd). Waar de sterkere geen behoefte heeft zijn wil te beargumenteren, kan de zwakkere alleen door goed te beargumenteren de sterkere overtuigen en zo zelfs als fysiek of numeriek zwakkere haar zin krijgen. Het ten hedendage gekozen rol van slachtofferschap is daarentegen een zwakke en onhoudbare strategie: zoals bv. Spinoza al leerde heeft het verbieden van bv. discriminatoire meningen geen zin omdat een verbod het denken van mensen niet verandert. Je schept er alleen een massa aan hypocriete en rancuneuze burgers mee die dan als wraak op Wilders of Trump gaan stemmen om het establishment – hun onderdrukker – neer te halen (zie http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2016/02/de-wraak-van-het-plebs-waarom-de.html).

De aanklacht van Wilders is slechts een aanval op de democratie

Het is duidelijk dat voor mijn c.q. het Amerikaanse criterium Wilders niet over de schreef is gegaan: niets van wat hij ooit heeft gezegd heeft een ander direct als gevolg van die meningsuiting in gevaar gebracht. Helaas geeft ons strafrecht evengoed veel ruimte aan de gevoeligheden van ondemocratische burgers die, vanwege een gebrek aan de voor een democratie vereiste dikke huid en tolerantie, aangifte hebben gedaan tegen Wilders. Daarmee hebben ze in feite de democratie als zodanig aangevallen, want hun enige doel is dat een democratisch gekozen volksvertegenwoordiger de mond wordt gesnoerd omdat de mening van het bevolkingsdeel dat hij vertegenwoordigt hen niet bevalt.

Hoe de 'antifascisten' de echte fascisten blijken te zijn

De ironie is dat juist de tegenstanders van Wilders de grens van het volgens het criterium van clear and present danger toelaatbare steevast opzoeken met de eeuwige kwalificaties van Wilders als fascist of zelfs de nieuwe Hitler. De vergelijking is historisch volslagen idioot – voor zover men fascist opvat als nazi hetgeen we in Nederland plegen te doen (want Wilders is wel een fascist qua bv. zijn minachting voor de rechtspraak maar is met zijn pro-Israël- en anti-islamstandpunt beslist geen nazi c.q. nieuwe Hitler) – en wordt ook nooit serieus onderbouwd (Hitler zou Wilders veeleer als zijn grootste ideologische vijand hebben opgevat), hetgeen de indruk versterkt dat de vergelijking niet anders is bedoeld dan als een pure oproep tot moord op een politieke tegenstander (hetgeen juist de tegenstanders van Wilders heel erg fascistisch maakt). Men wordt niet moe te ‘waarschuwen’ voor ‘het gevaar Wilders’, hetgeen alleen kan betekenen dat wij allen een taak hebben in het afwenden van dat gevaar dus om (als Wilders niet democratisch kan worden gestopt) – zie Hitler, zo is de suggestie – Wilders te vermoorden voordat hij de macht krijgt en iedereen gaat uitroeien of zo. Dat juist de Wildershaters een clear and present danger opwekken met hun haatzaaiende uitspraken blijkt ook uit het feit dat Wilders al jarenlang dag in dag uit moet worden beveiligd: hun uitspraken brengen direct de persoon Wilders in gevaar. Omgekeerd is er niet één moslim of Marokkaan die niet veilig over straat kan vanwege de uitspraken van Wilders: zijn uitspraken brengen niemand in gevaar. Dat maakt het een gotspe dat de haatzaaiers – naast hun oproepen tot moord – vervolgens ook nog Wilders voor de rechter brengen omdat Wilders zou haatzaaien.

Waarom het verschil met andere politici qua ‘het Marokkanenprobleem’ niet wezenlijk is

Zoals Wilders en zijn aanhangers regelmatig betogen, hebben nota bene zijn tegenstanders ook wel eens uitspraken gedaan die vergelijkbaar zijn aan die van Wilders en die dan evengoed discriminatoir zijn (bv. Spekmans suggestie dat Marokkaanse criminelen anders moeten worden gestraft (‘vernederd’) omdat gevangenisstraf vaak alleen maar statusverhogend zou werken binnen de eigen Marokkaanse gemeenschap) en/of beledigend zijn c.q. aanzetten tot haat (bv. Samsoms uitspraak dat Marokkanen een etnisch monopolie op straatoverlast hebben). Daar neemt niemand aanstoot aan (vanuit de linkse, witte gemeenschap althans) terwijl Wilders’ opvatting, zoals bij het gewraakte ‘minder, minder, minder’ in wezen slechts een soort combinatie is van die van Samsom en Spekman: de harde kern van de meeste overlastgevers, criminelen en terroristen zijn Marokkanen (vergelijk Samsoms ‘etnisch monopolie’) die bovendien niet reageren op de gebruikelijke straffen zodat een onorthodoxe aanpak is aangewezen (Spekman wil ze vernederen, Wilders wil ze uitzetten). Omdat uitzetten dweilen met de kraan open zou zijn als de grens open blijft staan voor Marokkaanse immigranten, bevat het plan van de PVV ook een immigratiestop vanuit Marokko (in feite wil de PVV de grenzen met alle moslimlanden sluiten om zo het inkomend terrorisme en de islamisering een halt toe te roepen). Tenzij je vindt dat ook Samsom, Spekman en zo’n beetje alle wetenschappers die keer op keer publiceren over de oververtegenwoordiging van Marokkanen in de criminaliteit e.d. strafrechtelijk moeten worden vervolgd, zou ook Wilders niet strafrechtelijk moeten worden vervolgd voor zijn uitspraken die immers zijn gebaseerd op feiten en die de grenzen van de rechtsstaat of zelfs de politieke consensus niet principieel overschrijden (zo vinden bv. ook de gevestigde partijen dat terroristen hun Nederlands paspoort moet kunnen worden afgenomen waarmee ze zelf de deur hebben opengezet om ook andere criminelen met dubbele paspoorten uit te kunnen zetten, hetgeen ook niet in strijd is met bv. de mensenrechten omdat die slechts het onvervreemdbare recht op één paspoort erkennen).

De grond van verontwaardiging is de opruiende toon

Dat Wilders’ uitspraak ‘minder, minder, minder’ toch zo veel deining en zelfs strafrechtelijke vervolging heeft kunnen uitlokken, heeft behalve te maken met een diepe afkeer van velen tegen de PVV en Wilders (zodat men aldoor zoekt naar stokken om mee te kunnen slaan) ook te maken met het opruiende karakter waarmee het vraag-en-antwoord-spel op 19 maart 2014 door Wilders werd gespeeld. Zoals een commentator heeft opgemerkt, wordt Wilders helemaal niet steeds extremer (zoals bijna iedereen altijd beweert), maar wordt slechts de toon waarmee hij zijn boodschap verkondigt steeds scherper (mogelijk vanuit een poging om de aandacht van de media vast te houden in het licht van de gewenning en de daardoor aldoor dreigende afname van media-aandacht). Stel je voor dat Samsom aan zijn achterban in een café zou hebben gevraagd “Wie hebben een etnisch monopolie op straatoverlast?” om zijn achterban dan te laten scanderen “Marokkanen, Marokkanen!”, dan zou dat qua inhoud niets hebben veranderd aan Samsoms eerder gedane uitspraken maar zou het waarschijnlijk wel het nieuws hebben gehaald vanwege de opmerkelijk opruiende toon, gericht tegen de Marokkanen in Nederland. Impliciet wordt de verontwaardiging hier niet uitgelokt door de inhoud ervan, waarop de Nederlandse strafbepalingen zo sterk zien, maar door mijn c.q. het Amerikaanse criterium van opruiing (het oproepen tot geweld).

Hoe Wilders’ tegenstanders een vals beeld van Wilders’ opruiing scheppen

Maar zelfs qua opruiing zou Wilders niet veroordeeld moeten worden. Niet alleen valt het met dat opruiende karakter nog wel mee (Wilders riep niet op tot geweld en geen enkele Marokkaan kon de dag na de uitspraak niet meer veilig over straat; bv. een Trump gaat daarin veel verder) maar Wilders ontzenuwde ook onmiddellijk een eventuele kwaadaardige interpretatie in die trant door op het “Minder, minder, minder” te repliceren “Dan gaan we dat regelen” waarmee hij alleen zijn partij zelf kan hebben bedoeld (want zijn aanhang was blijkens de vragen telkens “jullie”: als ‘jullie’ minder Marokkanen willen, dan gaan ‘wij’ dat regelen): het is dus uitdrukkelijk niet Wilders bedoeling geweest dat zijn aanhangers zelf het aantal Marokkanen door middel van geweld gaat verminderen (hetgeen ook geen enkele PVV’er verkeerd heeft begrepen), maar slechts dat hij dat op democratische wijze zal trachten te bewerkstelligen waartoe het partijprogramma van de PVV altijd al precies heeft uiteengezet hoe dat zou moeten worden bewerkstelligd: migratiestop vanuit moslimlanden zoals Marokko, het uitzetten van criminele Marokkanen en een vertrekpremie voor andere Marokkanen. Het doel van de reductie van het aantal Marokkanen is niets anders dan het grote en alom bekende doel van de PVV überhaupt: het reduceren van islam, terrorisme en criminaliteit in Nederland. Omdat Marokkanen hierin zijn oververtegenwoordigd (en het een issue was in Den Haag toen Wilders daar korte tijd ervoor was), richtte Wilders zich op dat moment specifiek tegen de groep van Marokkanen. Maar omgekeerd heeft een niet-criminele, niet-moslimfundamentalistische Marokkaan niets te vrezen van de PVV: het partijprogramma en alle uitlatingen van Wilders bieden geen enkel aanknopingspunt voor de stropop van zijn tegenstanders dat Wilders iets zou hebben tegen niet-criminele, ‘goed geïntegreerde’ Marokkanen, die de Nederlandse samenleving niet tot last zijn en die niet willen islamiseren.

Democratie is strijd die in de publieke arena in plaats van de rechtszaal moet worden gevoerd

Bovendien zijn alle politici bij verkiezingen altijd min of meer polariserend en opruiend: dat hoort nu eenmaal bij de democratie die per definitie een arena van strijd met daarbij de vrije meningsuiting als haar wapen is en moet zijn (zie bv. ook http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/het-voordeel-van-de-duidelijkheid). Hierin verraadt zich de liberale grondslag van democratie: anders dan het socialisme dat de andere mening – dus de andersdenkende – geheel wil uitroeien om zo een eeuwige vrede te bewerkstelligen en anders dan het fascisme dat in een eeuwige fysieke strijd gelooft, acht het liberalisme diverse belangen en opvattingen en dus strijd (in een vrije samenleving) onvermijdelijk waarbij de beschaving echter een geweldloze strijd met woorden mogelijk maakt en ook impliceert. De partij met de beste argumenten dan wel retorische vermogens zal de meeste stemmen krijgen en dus de verkiezingen winnen en heeft die winst ook verdiend gewonnen omdat haar opvattingen het meeste draagvlak onder de bevolking hebben verworven (op grond van het subjectivisme van de liberale democratie heeft de meerderheid altijd gelijk). Net als in de vrije markt dient strijd of competitie hier om het beste idee (product) te laten winnen zodat het maximale profijt en de maximale tevredenheid bij de bevolking wordt verkregen. In die strijd zijn min of meer dramatische retorische stijlen onvermijdelijk (zoals ook de reclames van bedrijven om producten te verkopen vaak erg ‘overdreven’ zijn): men moet immers de aandacht van de bevolking –  dus primair die van de (sensatiebeluste) media – zien te verkrijgen (hetgeen de scherpe toon van Wilders verklaart), de tegenstander vloeren of als zwak portretteren, zo veel mogelijk aanhang mee krijgen en aan zich binden en die aanhang mobiliseren om de partij aan nog meer stemmen te helpen. Zoals socialisten vroeger hun aanhang opzweepten door te schreeuwen en met de gebalde vuist te zwaaien (en zo het establishment c.q. kapitalisme bedreigde en angst probeerde aan te jagen), zo liet Wilders zijn aanhang als een koor ‘minder, minder’ scanderen op zijn opzwepende teksten als hogepriester. De ingeslapen technocratische elite kijkt misschien met dédain (en schrik) naar dit soort opruiende theater en wil liever ‘verbinden’ dan polariseren en ‘groepen uit elkaar spelen’ en oplossingen bieden in plaats van slechts benoemen (zoals telkens het paniekerige weerwoord luidt), maar de populisten zoals Wilders in Nederland en Trump in de VS laten zien dat de democratie nog niet dood is en dat de gevestigde partijen beter ook de democratie kunnen gaan herontdekken in plaats van te hopen dat de populisten hun hand overspelen (‘nu is Wilders echt te ver gegaan!’) of de populist voor de rechter te brengen. Dat laatste is namelijk ultiem ondemocratisch.

2 opmerkingen:

  1. Die VVMU is het probleem niet. Dat probleem is daarentegen de tegenwoordig geldende PLICHT tot meningsuiting. De VVMU heb ik zelf altijd uitgelegd als een recht om mijn mond te houden wegens twijfel, niet-weten en nijging tot nuance. Dat laatste wordt thans bijkans gezien als een AANDOENING, of op zijn minst een zwaktebod. Want, zoals je weet, zijn we tegenwoordig ALLEMAAL hoog opgeleid, razend intelligent en uitstekend geinformeerd. Want dat betreft ontwaar ik overal om mijn heen 'A.J. Boekesteintjes', d.i. lui die op een vrij kinderachtige manier pratend de eigen vermeende 'wijsheden' aan het debiteren zijn. Intussen zijn al die 'wijsheden' tegengesteld aan elkaar, beschikt zowel links als rechts van het politieke spectrum over gigantisch veel 'brainpower' en trekken zij van al die zijden aan de zg. 'zwijgende meerderheid', die vanzelfsprekend achter HUN stellingen staan. Ikzelf schud dan maar wat met mijn hoofd en wieg dagelijks tussen links en rechts denken heen en weer. Wat ik vandaag vind, kan morgen zomaar anders zijn. MAG IK??? Mag ik alsjeblieft ook eventjes NIKS vinden???
    Overigens is het binnenkort onzin om te menen dat geloof een kwestie is tussen een individu en zijn God. De neurologie is al redelijk ver gevorderd met het ontwikkelen van mogelijkheden om gedachten te externaliseren. Ik stel voor om over die ontwikkeling eventjes in stilte te mediteren. Een beetje meditatietraining kan sowieso geen kwaad gezien het feit dat het er over niet al te lange tijd op aan zal komen de eigen gedachten onder controle te houden.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. ... verder blijkt uit de neurologie - het vakgebied dat handelt over nijgingen, w.o. mijn nijging om 'nijging' met 'ij' te schrijven (MAG IK?) - ook dat er hillegaar niet zoiets als 'vrijheid' bestaat voor zover het gaat om meningen, gedachten en/of nijgingen. Burgers hebben helemaal geen mening, tot dat ze wordt gezegd welke mening te dienen te hebben. En als er aan beide zijden van hen een tegengestelde mening in de oren wordt getetterd, dan luisteren ze naar de verkondiger die het knapste, sympathiekste en/of meest serieus is. Waarbij natuurlijk ook nog eens van belang is dat de desbetreffende verkondiger op geen enkele wijze kan worden geassocieerd met de persoon met wie men die ochtend toevallig een hoog oplopende ruzie had in het OV.
    Hoe denk je anders dat ze al die idioten aan de Pindakaas hebben gekregen??? Niet omdat het zo lekker is, of wel? Dat heet 'overreding'; een bizznizz waar tegenwoordig 99% van de afgestudeerde psychologiestudenten emplooi vindt.
    In wezen is het zeer simpel: zij die een mening hebben, hebben zich door iemand laten overreden. De werkelijk zelf denkende, rationele personen, twijfelen. Dan zal je wel denken: die gozert gaat blanco stemmen met het a.s. referendum. Wel, ik twijfel. Want ik vrees dat de beide kampen (ja- en nee-kamp) die blanco stemmen zich gaan toe-eigenen. Zoals ze zich ook de zwijgende meerderheid toe-eigenen.

    BeantwoordenVerwijderen