Inleiding
In
dit artikel zal ik vanuit een politiek-filosofische insteek kort uiteenzetten
waarom de vrijheid van meningsuiting zo’n hoog goed is en waarom Wilders, zelfs
in het weinig liberale Nederland op dit punt, zou moeten worden vrijgesproken in het huidige strafproces tegen hem. Dit
is uitdrukkelijk geen juridisch betoog (dat als zodanig een rechter zou kunnen
overtuigen): dat laat ik graag aan de advocaat van Wilders over. Mijn betoog is
gericht aan het publiek met het doel een bewustzijn en debat te openen over de
vrijheid van meningsuiting als fundamenteel en democratisch grondrecht.
De
hoge waarde van de vrijheid van meningsuiting in het moderne Europa kan volgens
mij niet los worden gezien van de opkomst van de moderne wetenschap en de
secularisering van de samenleving. Het belangrijkste argument van de grote
voorvechters van de vrijheid van meningsuiting zoals Spinoza was dat het denken
van de mens zich niet laat dwingen: de Staat kan bepaald gedrag afdwingen, maar
de Kerk kan op zijn beurt niet het juiste geloof afdwingen. Niemand kan immers
zien wat je denkt. De secularisering, waarin religie een privéaangelegenheid
werd, legitimeert als het ware deze machteloosheid van de Kerk over de
gedachten van de burger: geloof is een zaak tussen jou en God waar anderen
niets mee te maken hebben. Parallel hieraan komt de moderne wetenschap op die
zich niet wil laten insnoeren door kerkelijke – veelal aan de heiden Aristoteles
ontleende – dogma’s. Het bekendste voorbeeld is uiteraard Galilei, maar anders
dan Galilei kwam bv. de filosoof Bruno uit diezelfde tijd door toedoen van de
Inquisitie daadwerkelijk op de brandstapel vanwege zijn moderne opvattingen en
wordt Bruno nog altijd vereerd als een martelaar van het vrije woord. Ja, in
zekere zin is de moderne adoratie voor wetenschap en het vrije woord een
geseculariseerde voortzetting van de christelijke aanbidding van Jezus als het
Woord c.q. Waarheid en martelaarschap (met de door nota bene de Kerk
omgebrachte wetenschappers als de nieuwe martelaren en heiligen). Hoe dan ook,
de moderne waarheidsvinding c.q. wetenschap verdraagt geen bij voorbaat
opgelegde dogma’s: alles mag en moet worden betwijfeld en onderzocht. In de plaats van een bijkans heilig ontzag voor de traditie en haar oude wijsheden, ontstaat er een aan de technologie ontleende notie dat kennis accumuleert zodat wij modernen het beter weten dan de vroegere generaties en hun oude wijsheden in oude boeken. De
moderne mens gelooft daarbij niet meer dat we de Waarheid kunnen bereiken, maar dat we
slechts kunnen hopen steeds meer kennis te vergaren – daarmee de Waarheid
steeds meer naderen (zoals in de mystieke traditie de christen moet streven één
te worden met Christus al blijft dat een onbereikbaar ideaal) – op een moeizame
weg omhoog waarbij we talloze hypothesen poneren en weer moeten verwerpen. Dit
is de moderne notie van wetenschap als ‘geïnstitutionaliseerd scepticisme’
(naast de eveneens moderne notie als wetenschap als Nieuwe Waarheid die de oude
van religie en mythe heeft overwonnen). Geen enkele mogelijkheid/hypothese mag daarbij vantevoren
worden uitgesloten; geen (kerkelijk) instituut mag vantevoren de kaders (of het
‘paradigma’) opleggen waarbinnen moet worden gewerkt.
De
Linkse Kerk als herrijzenis van de bedreiging van de vrijheid van meningsuiting
Ook
in de politieke samenleving drong zo de vrijheid van denken en daarmee de vrijheid
van meningsuiting steeds meer tot de kern van de democratische rechtsstaat: vooruitgang
is slechts mogelijk bij totale vrijheid van onderzoek zodat alles mag worden
betwijfeld en dus mag ook alles worden gezegd met naast de vrijheid als
meningsuiting als fundament van de democratie – reden waarom de politicus meer
mag zeggen dan de gewone burger – later ten tijde van de romantiek ook die
vrijheid als essentiële mogelijkheid van zelfexpressie dus als fundamenteel grondrecht
van de burger. Dogma’s en taboes werden één voor één vernietigd en geen heilig
huisje bleef overeind staan. Wie had dan ook kunnen denken dat nota bene de
linkse gemeenschap, die aan de frontlinie stond om elk kerkelijke dogma en
heilig huisje aan te vallen, inmiddels allerlei dogma’s en taboes wil
herstellen en de vrijheid van meningsuiting radicaal wil afschaffen, hetgeen de
welbekende uitdrukking ‘Linkse Kerk’ legitimeert (noot: bij mijn studie
Wijsbegeerte lazen we het boek ‘A new history of philosophy’ van Matson waarin
Matson zijn behandeling van Marx zelfs afsluit met een zeer uitvoerige
vergelijking tussen de Kerk van Augustinus en het marxisme (met parallellen op
alle acht wezenskenmerken) zodat het marxisme alleszins de Nieuwe Kerk kan
worden genoemd).
Een
verklaring en werkwijze van de Linkse Kerk en haar Inquisitie
Een verklaring van de verregaande intolerantie van de Linkse Kerk (meer
hierover op http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2015/03/800x600-normal-0-21-false-false-false.html)
is – naast het typisch kerkelijke geloof in dogma’s waarmee men de Waarheid in
pacht meent te hebben (dat Marx uiteraard heel modern betitelde als zijn ‘wetenschap’
in contrast met elke andere mening die slechts ‘ideologie’ zou zijn) – volgens
mij juist ook het typisch moderne kritisch rationalisme of scepticisme dat zichzelf
in radicale vorm vernietigt: ‘niets is zeker is en zelfs dat niet’ impliceert
dat bv. misschien de moslims het juiste geloof hebben en wij niet. Het
scepticisme brengt altijd een pragmatisme voort: als waarheid geen criterium
meer is, is ‘wat werkt’ het enige redelijke alternatief. Voor zover culturen
zichzelf in stand houden dus succesvol zijn, zijn ze dan gelijkwaardig (en als
de islam de snelst groeiende religie zou zijn, dan zou dat een argument voor een
maximaal respect voor de islam zijn). Het conservatisme – dus klassiek rechts –
is ook gebaseerd op een sceptisch pragmatisme dat erin heeft geresulteerd dat
we het beste onze traditionele waarden en normen behouden (want die hebben zich
bewezen te ‘werken’ voor ons), maar bij de linkse tegenhanger ervan heeft een
romantisch geïnspireerde afkeer tegen de moderniteit (veel meer hierover op http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2015/12/tegen-de-linkse-geschiedvervalsing-met.html),
dus tegen het ‘eigen’ Westen, erin geresulteerd dat men alles is gaan omarmen wat
niet-Westers is en eenieder die nog chauvinistisch de Westerse beschaving
superieur acht (mede vanwege dat cultuurrelativisme) als xenofoob wegzet en zo een
hoge gevoeligheid is gaan ontwikkelen voor de gevoeligheden van de
niet-westerling inclusief diens dogma’s en taboes. Maar meer in het algemeen
hanteert de Linkse Kerk zijn eigen ideologische – geseculariseerde, aan het
christendom ontleende – dogma’s zoals de gelijkheid van alle mensen. Daar is
niets mis mee, ware het niet dat men erin is geslaagd om dat ‘juiste geloof’
(van het marxisme of de sociaal-democratie), zoals de gelijkheid van alle
mensen, dwingend op te willen leggen in de vorm van al die in het Wetboek van
Strafrecht opgenomen meningsdelicten, zoals het verbod op discriminatie, groepsbelediging,
aanzetten tot haat, e.d. op grond waarvan men dan politieke tegenstanders zoals
Wilders de mond kan snoeren, althans strafrechtelijk kan vervolgen (waarmee de
Linkse Kerk ook de Inquisitie heeft heruitgevonden).
De
vrijheid van meningsuiting als het fundament van de liberale democratie
En
dat is zeker mis, want het past niet in een vrije, democratische samenleving om
meningen die niet stroken met de eigen – socialistische – ideologie te willen
verbieden zodat die ideologie niet meer ter discussie kan worden gesteld. Die
praktijk kennen we van bv. de Sovjet-Unie maar zou geen praktijk moeten zijn in
een vrije samenleving. Ook een brede coalitie van ‘midden’-partijen, met een
Grondwet als een weerslag van een breed gedragen consensus, dient extreme of anti-grondwettelijke
opvattingen niet te verbieden. Hoe schokkend de opvatting of hoe marginaal de
groep aanhangers ook is (bv. de opvatting dat mensen niet gelijk zijn of dat
seks met kinderen moet kunnen), in een vrije democratie dient een (bij
machthebber of meerderheid) onwenselijke opvatting nooit te worden verboden
omdat in een democratie iedere stem even veel waard is (de paradox is dan ook
dat mensen die een partij die bv. vindt dat mensen ongelijk zijn wil verbieden
impliciet van mening zijn dat mensen met die opvatting minderwaardig en dus
ongelijk zijn). Elke wet moet in een vrije democratie ter discussie gesteld (en
uiteindelijk gewijzigd) kunnen worden, zelfs de Grondwet of een anderszins
breed gedragen consensus. Toch kent Nederland – ondanks Spinoza – geen traditie
van een typisch moderne en waarlijk fundamentele vrijheid van meningsuiting
(waarschijnlijk omdat de moralistische priester en de pragmatische koopman er
altijd dominanter waren dan de principiële intellectueel): uiteraard kent de
Nederlandse Grondwet wel een grondrecht van vrijheid van meningsuiting, maar
het discriminatieverbod staat veelzeggend boven de vrijheid van meningsuiting
en die vrijheid wordt vervolgens nog flink ingeperkt in het materiële
strafrecht waardoor Nederland een gemankeerde liberale democratie heeft. Overigens,
uiteraard moet iedereen zich aan de wet houden, dus ook aan bv. het
discriminatieverbod, maar ik heb nooit begrepen hoe zich dat heeft kunnen en
mogen uitstrekken tot reeds de mening
dat bv. zwarten of vrouwen inferieur zijn. Gedachten c.q. opvattingen dienen namelijk
vrij te zijn.
Meningen
dienen vrij te zijn maar taaluitingen zijn meer dan meningen alleen
Moet
dan alles kunnen worden gezegd? Ik denk dat er qua meningen inderdaad geen
beperkingen zouden moeten zijn. Wel hebben taaluitingen (of ‘taaldaden’) meer
aspecten of inhouden dan slechts meningen (meningen zijn ‘proposities’ die worden
gekenmerkt doordat ze waar of onwaar kunnen zijn). Zo is een belofte wel een
taaluiting maar geen mening. Een bedreiging is een soort belofte: een
bedreiging dient strafbaar te zijn, maar dit tast dus de vrijheid van
meningsuiting niet aan! In zijn klassieke werk ‘Over vrijheid’ geeft J.S. Mill
een ander belangwekkend onderscheid dat men dient te maken: dezelfde mening (of
opmerking) kan in de ene situatie een ander voorzienbaar gevolg hebben dan in
een andere situatie. Zo kan men in een tijd waarin hongersnood bestaat
vanwege de hoge broodprijzen in de krant als opinie schrijven dat de
graanhandelaren kindermoordenaars zijn, waarmee volgens Mill (en volgens mij)
niets mis mee is: hoe verschrikkelijk naar deze mening ook is voor
graanhandelaren en hoezeer deze zich ook beledigd kunnen voelen, is dit een
geval van een meningsuiting die moet worden getolereerd (zoals ook bv. de wellicht
vergelijkbare mening ten tijde van vele terroristische aanslagen dat de islam
tot terrorisme leidt). Als men echter tijdens die hongersnood te midden van een
protest van woedende burgers tegen de hoge broodprijzen bij het huis van een
graanhandelaar en zijn gezin gaat roepen ‘graanhandelaren zijn
kindermoordenaars!’, dan bewerkstelligt die context een oproep tot geweld tegen
de graanhandelaar en dient de ‘mening’ strafbaar te zijn (maar merk op dat het
strafwaardige hier niet de mening als zodanig is maar het uiten van die mening
binnen een bepaalde, gevaarlijke situatie van protesterende burgers die
zichzelf van woede nauwelijks in bedwang kunnen houden).
Het
criterium van ‘a clear and present danger’
als enige beperking
In
het verlengde hiervan ligt het bekende Amerikaanse juridische criterium van ‘a clear and present danger’ als enige
beperking van de vrijheid van meningsuiting. Het bekende voorbeeld is het
nodeloos ‘Brand’ roepen in een volle zaal waardoor de te verwachten paniek kan
leiden tot het vertrapt worden van mensen en zo zelfs tot doden. Ik denk dat
dit criterium de enige juiste beperking geeft: elke mening is als zodanig
legitiem en mag ook worden geuit, tenzij het uiten ervan, gelet op de context,
waarschijnlijk en direct zal leiden tot geweld c.q. fysieke schade van een of
meerdere personen. Er is in een vrije democratie ook geen enkele goede reden
waarom de vrije meningsuiting verder zou moeten worden beperkt: dat enkele
gevoelige zielen zich beledigd kunnen voelen door de mening van een ander weegt
immers niet op tegen het meest fundamentele belang van een democratische
rechtsstaat dat elke mening mag worden geuit en gehoord. Beide – zowel de
vrijheid als het eventueel verbod – zijn weliswaar gebaseerd op de gelijkheid
van alle burgers, maar de politieke gelijkheid, die de mening van elke burger in
principe gelijkwaardig acht en zo de vrijheid van meningsuiting garandeert,
gaat mijns inziens voor op de gelijkheid als onderdanen die vereist dat elke
mening iedereen gelijk behandelt (waarin een fundamenteel verschil zit tussen
rechts en links: zie het verhaal in de rechterkolom van deze website). In de
woorden van Wouter Bos: “een democratie vergt een dikke huid”.
Het
belang van tolerantie en de kunst van retoriek in een democratie
Een
onwenselijke, schokkende of walgelijke mening kan en moet in een vrije
democratie met argumenten worden bestreden: als dat niet gebeurt – maar men
kiest voor een moord of strafvervolging om de onwenselijke mening te bestrijden
– dan heeft men in ieder geval weinig vertrouwen in de eigen argumentatie of
overredingskracht. Een liberale democratie vergt ook tolerantie: men accepteert
het feit van het bestaan van verschillende meningen (vanwege de gelijkwaardigheid
van alle mensen) en men probeert de ander te overtuigen in plaats van de mening
van de ander te verbieden. Niet voor niets wordt de opkomst van de sofisten in
het oude Griekenland met hun leerscholen der retoriek geassocieerd met de
opkomst van de democratie. De tegenwoordig zo veelgehoorde linkse tegenwerping
dat minderheden sowieso niet ‘gehoord’ worden en dus bij voorbaat beschermd
moeten worden tegen verbale aanvallen lijkt me een onhoudbare opvatting. Ik
moet hierbij aan Nietzsche’s opmerking denken dat Joden zo goed zouden zijn
geworden in beargumenteren en wiskunde omdat niemand hetgene wat een Jood zei
serieus nam omdat niemand een Jood geloofwaardig achtte: juist als je als
minderheid wordt gemarginaliseerd, moet je zo goed leren argumenteren dat zelfs
je onderdrukker niet anders meer kan dan je gelijk geven (want zelfs de witte
onderdrukker beschikt over rede en zal zich gedwongen voelen om bv. Pythagoras’
Stelling te aanvaarden wanneer hem het bewijs wordt gepresenteerd). Waar de
sterkere geen behoefte heeft zijn wil te beargumenteren, kan de zwakkere alleen
door goed te beargumenteren de sterkere overtuigen en zo zelfs als fysiek of
numeriek zwakkere haar zin krijgen. Het ten hedendage gekozen rol van
slachtofferschap is daarentegen een zwakke en onhoudbare strategie: zoals bv.
Spinoza al leerde heeft het verbieden van bv. discriminatoire meningen geen zin
omdat een verbod het denken van mensen niet verandert. Je schept er alleen een
massa aan hypocriete en rancuneuze burgers mee die dan als wraak op Wilders of
Trump gaan stemmen om het establishment – hun
onderdrukker – neer te halen (zie http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2016/02/de-wraak-van-het-plebs-waarom-de.html).
De
aanklacht van Wilders is slechts een aanval op de democratie
Het
is duidelijk dat voor mijn c.q. het Amerikaanse criterium Wilders niet over de
schreef is gegaan: niets van wat hij ooit heeft gezegd heeft een ander direct
als gevolg van die meningsuiting in gevaar gebracht. Helaas geeft ons
strafrecht evengoed veel ruimte aan de gevoeligheden van ondemocratische
burgers die, vanwege een gebrek aan de voor een democratie vereiste dikke huid
en tolerantie, aangifte hebben gedaan tegen Wilders. Daarmee hebben ze in feite
de democratie als zodanig aangevallen, want hun enige doel is dat een
democratisch gekozen volksvertegenwoordiger de mond wordt gesnoerd omdat de
mening van het bevolkingsdeel dat hij vertegenwoordigt hen niet bevalt.
Hoe
de 'antifascisten' de echte fascisten blijken te zijn
De
ironie is dat juist de tegenstanders van Wilders de grens van het volgens het
criterium van clear and present danger
toelaatbare steevast opzoeken met de eeuwige kwalificaties van Wilders als fascist
of zelfs de nieuwe Hitler. De vergelijking is historisch volslagen idioot –
voor zover men fascist opvat als nazi hetgeen we in Nederland plegen te doen (want
Wilders is wel een fascist qua bv. zijn minachting voor de rechtspraak maar is
met zijn pro-Israël- en anti-islamstandpunt beslist geen nazi c.q. nieuwe
Hitler) – en wordt ook nooit serieus onderbouwd (Hitler zou Wilders veeleer als
zijn grootste ideologische vijand hebben opgevat), hetgeen de indruk versterkt
dat de vergelijking niet anders is bedoeld dan als een pure oproep tot moord op
een politieke tegenstander (hetgeen juist de tegenstanders van Wilders heel erg
fascistisch maakt). Men wordt niet moe te ‘waarschuwen’ voor ‘het gevaar
Wilders’, hetgeen alleen kan betekenen dat wij allen een taak hebben in het
afwenden van dat gevaar dus om (als Wilders niet democratisch kan worden gestopt) – zie Hitler, zo is de suggestie – Wilders te
vermoorden voordat hij de macht krijgt en iedereen gaat uitroeien of zo. Dat
juist de Wildershaters een clear and
present danger opwekken met hun haatzaaiende uitspraken blijkt ook uit het
feit dat Wilders al jarenlang dag in dag uit moet worden beveiligd: hun
uitspraken brengen direct de persoon Wilders in gevaar. Omgekeerd is er niet
één moslim of Marokkaan die niet veilig over straat kan vanwege de uitspraken
van Wilders: zijn uitspraken brengen niemand in gevaar. Dat maakt het een
gotspe dat de haatzaaiers – naast hun oproepen tot moord – vervolgens ook nog
Wilders voor de rechter brengen omdat Wilders zou haatzaaien.
Waarom
het verschil met andere politici qua ‘het Marokkanenprobleem’ niet wezenlijk is
Zoals
Wilders en zijn aanhangers regelmatig betogen, hebben nota bene zijn tegenstanders ook
wel eens uitspraken gedaan die vergelijkbaar zijn aan die van Wilders en die dan
evengoed discriminatoir zijn (bv. Spekmans suggestie dat Marokkaanse criminelen
anders moeten worden gestraft (‘vernederd’) omdat gevangenisstraf vaak alleen
maar statusverhogend zou werken binnen de eigen Marokkaanse gemeenschap) en/of beledigend
zijn c.q. aanzetten tot haat (bv. Samsoms uitspraak dat Marokkanen een etnisch
monopolie op straatoverlast hebben). Daar neemt niemand aanstoot aan (vanuit de
linkse, witte gemeenschap althans) terwijl Wilders’ opvatting, zoals bij het
gewraakte ‘minder, minder, minder’ in wezen slechts een soort combinatie is van
die van Samsom en Spekman: de harde kern van de meeste overlastgevers,
criminelen en terroristen zijn Marokkanen (vergelijk Samsoms ‘etnisch
monopolie’) die bovendien niet reageren op de gebruikelijke straffen zodat een
onorthodoxe aanpak is aangewezen (Spekman wil ze vernederen, Wilders wil ze
uitzetten). Omdat uitzetten dweilen met de kraan open zou zijn als de grens
open blijft staan voor Marokkaanse immigranten, bevat het plan van de PVV ook
een immigratiestop vanuit Marokko (in feite wil de PVV de grenzen met alle
moslimlanden sluiten om zo het inkomend terrorisme en de islamisering een halt
toe te roepen). Tenzij je vindt dat ook Samsom, Spekman en zo’n beetje alle
wetenschappers die keer op keer publiceren over de oververtegenwoordiging van
Marokkanen in de criminaliteit e.d. strafrechtelijk moeten worden vervolgd, zou
ook Wilders niet strafrechtelijk moeten worden vervolgd voor zijn uitspraken
die immers zijn gebaseerd op feiten en die de grenzen van de rechtsstaat of zelfs
de politieke consensus niet principieel overschrijden (zo vinden bv. ook de
gevestigde partijen dat terroristen hun Nederlands paspoort moet kunnen worden afgenomen
waarmee ze zelf de deur hebben opengezet om ook andere criminelen met dubbele
paspoorten uit te kunnen zetten, hetgeen ook niet in strijd is met bv. de mensenrechten
omdat die slechts het onvervreemdbare recht op één paspoort erkennen).
De
grond van verontwaardiging is de opruiende toon
Dat
Wilders’ uitspraak ‘minder, minder, minder’ toch zo veel deining en zelfs
strafrechtelijke vervolging heeft kunnen uitlokken, heeft behalve te maken met
een diepe afkeer van velen tegen de PVV en Wilders (zodat men aldoor zoekt naar
stokken om mee te kunnen slaan) ook te maken met het opruiende karakter waarmee
het vraag-en-antwoord-spel op 19 maart 2014 door Wilders werd gespeeld. Zoals
een commentator heeft opgemerkt, wordt Wilders helemaal niet steeds extremer
(zoals bijna iedereen altijd beweert), maar wordt slechts de toon waarmee hij
zijn boodschap verkondigt steeds scherper (mogelijk vanuit een poging om de
aandacht van de media vast te houden in het licht van de gewenning en de daardoor
aldoor dreigende afname van media-aandacht). Stel je voor dat Samsom aan zijn
achterban in een café zou hebben gevraagd “Wie hebben een etnisch monopolie op
straatoverlast?” om zijn achterban dan te laten scanderen “Marokkanen,
Marokkanen!”, dan zou dat qua inhoud niets hebben veranderd aan Samsoms eerder
gedane uitspraken maar zou het waarschijnlijk wel het nieuws hebben gehaald
vanwege de opmerkelijk opruiende toon, gericht tegen de Marokkanen in Nederland.
Impliciet wordt de verontwaardiging hier niet uitgelokt door de inhoud ervan,
waarop de Nederlandse strafbepalingen zo sterk zien, maar door mijn c.q. het
Amerikaanse criterium van opruiing (het oproepen tot geweld).
Hoe
Wilders’ tegenstanders een vals beeld van Wilders’ opruiing scheppen
Maar
zelfs qua opruiing zou Wilders niet veroordeeld moeten worden. Niet alleen valt
het met dat opruiende karakter nog wel mee (Wilders riep niet op tot geweld en
geen enkele Marokkaan kon de dag na de uitspraak niet meer veilig over straat;
bv. een Trump gaat daarin veel verder) maar Wilders ontzenuwde ook onmiddellijk
een eventuele kwaadaardige interpretatie in die trant door op het “Minder,
minder, minder” te repliceren “Dan gaan we dat regelen” waarmee hij alleen zijn
partij zelf kan hebben bedoeld (want zijn aanhang was blijkens de vragen
telkens “jullie”: als ‘jullie’ minder Marokkanen willen, dan gaan ‘wij’ dat regelen):
het is dus uitdrukkelijk niet Wilders bedoeling geweest dat zijn aanhangers
zelf het aantal Marokkanen door middel van geweld gaat verminderen (hetgeen ook
geen enkele PVV’er verkeerd heeft begrepen), maar slechts dat hij dat op
democratische wijze zal trachten te bewerkstelligen waartoe het partijprogramma
van de PVV altijd al precies heeft uiteengezet hoe dat zou moeten worden
bewerkstelligd: migratiestop vanuit moslimlanden zoals Marokko, het uitzetten
van criminele Marokkanen en een vertrekpremie voor andere Marokkanen. Het doel
van de reductie van het aantal Marokkanen is niets anders dan het grote en alom
bekende doel van de PVV überhaupt: het reduceren van islam, terrorisme en
criminaliteit in Nederland. Omdat Marokkanen hierin zijn oververtegenwoordigd
(en het een issue was in Den Haag toen Wilders daar korte tijd ervoor was),
richtte Wilders zich op dat moment specifiek tegen de groep van Marokkanen.
Maar omgekeerd heeft een niet-criminele, niet-moslimfundamentalistische
Marokkaan niets te vrezen van de PVV: het partijprogramma en alle uitlatingen
van Wilders bieden geen enkel aanknopingspunt voor de stropop van zijn
tegenstanders dat Wilders iets zou hebben tegen niet-criminele, ‘goed geïntegreerde’
Marokkanen, die de Nederlandse samenleving niet tot last zijn en die niet
willen islamiseren.
Democratie
is strijd die in de publieke arena in plaats van de rechtszaal moet worden
gevoerd
Bovendien
zijn alle politici bij verkiezingen altijd min of meer polariserend en
opruiend: dat hoort nu eenmaal bij de democratie die per definitie een arena
van strijd met daarbij de vrije meningsuiting als haar wapen is en moet zijn (zie bv.
ook http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/het-voordeel-van-de-duidelijkheid). Hierin verraadt
zich de liberale grondslag van democratie: anders dan het socialisme dat de
andere mening – dus de andersdenkende – geheel wil uitroeien om zo een eeuwige
vrede te bewerkstelligen en anders dan het fascisme dat in een eeuwige fysieke strijd
gelooft, acht het liberalisme diverse belangen en opvattingen en dus strijd (in
een vrije samenleving) onvermijdelijk waarbij de beschaving echter een geweldloze
strijd met woorden mogelijk maakt en ook impliceert. De partij met de beste
argumenten dan wel retorische vermogens zal de meeste stemmen krijgen en dus de
verkiezingen winnen en heeft die winst ook verdiend gewonnen omdat haar
opvattingen het meeste draagvlak onder de bevolking hebben verworven (op grond van het subjectivisme van de liberale democratie heeft de meerderheid altijd gelijk). Net als in
de vrije markt dient strijd of competitie hier om het beste idee (product) te laten
winnen zodat het maximale profijt en de maximale tevredenheid bij de bevolking
wordt verkregen. In die strijd zijn min of meer dramatische retorische stijlen onvermijdelijk
(zoals ook de reclames van bedrijven om producten te verkopen vaak erg ‘overdreven’
zijn): men moet immers de aandacht van de bevolking – dus primair die van de (sensatiebeluste) media
– zien te verkrijgen (hetgeen de scherpe toon van Wilders verklaart), de tegenstander vloeren of als zwak portretteren, zo veel
mogelijk aanhang mee krijgen en aan zich binden en die aanhang mobiliseren om
de partij aan nog meer stemmen te helpen. Zoals socialisten vroeger hun aanhang
opzweepten door te schreeuwen en met de gebalde vuist te zwaaien (en zo het
establishment c.q. kapitalisme bedreigde en angst probeerde aan te jagen), zo
liet Wilders zijn aanhang als een koor ‘minder, minder’ scanderen op zijn
opzwepende teksten als hogepriester. De ingeslapen technocratische elite kijkt
misschien met dédain (en schrik) naar dit soort opruiende theater en wil liever ‘verbinden’
dan polariseren en ‘groepen uit elkaar spelen’ en oplossingen bieden in plaats
van slechts benoemen (zoals telkens het paniekerige weerwoord luidt), maar de
populisten zoals Wilders in Nederland en Trump in de VS laten zien dat de
democratie nog niet dood is en dat de gevestigde partijen beter ook de
democratie kunnen gaan herontdekken in plaats van te hopen dat de populisten
hun hand overspelen (‘nu is Wilders echt te ver gegaan!’) of de populist voor
de rechter te brengen. Dat laatste is namelijk ultiem ondemocratisch.
Die VVMU is het probleem niet. Dat probleem is daarentegen de tegenwoordig geldende PLICHT tot meningsuiting. De VVMU heb ik zelf altijd uitgelegd als een recht om mijn mond te houden wegens twijfel, niet-weten en nijging tot nuance. Dat laatste wordt thans bijkans gezien als een AANDOENING, of op zijn minst een zwaktebod. Want, zoals je weet, zijn we tegenwoordig ALLEMAAL hoog opgeleid, razend intelligent en uitstekend geinformeerd. Want dat betreft ontwaar ik overal om mijn heen 'A.J. Boekesteintjes', d.i. lui die op een vrij kinderachtige manier pratend de eigen vermeende 'wijsheden' aan het debiteren zijn. Intussen zijn al die 'wijsheden' tegengesteld aan elkaar, beschikt zowel links als rechts van het politieke spectrum over gigantisch veel 'brainpower' en trekken zij van al die zijden aan de zg. 'zwijgende meerderheid', die vanzelfsprekend achter HUN stellingen staan. Ikzelf schud dan maar wat met mijn hoofd en wieg dagelijks tussen links en rechts denken heen en weer. Wat ik vandaag vind, kan morgen zomaar anders zijn. MAG IK??? Mag ik alsjeblieft ook eventjes NIKS vinden???
BeantwoordenVerwijderenOverigens is het binnenkort onzin om te menen dat geloof een kwestie is tussen een individu en zijn God. De neurologie is al redelijk ver gevorderd met het ontwikkelen van mogelijkheden om gedachten te externaliseren. Ik stel voor om over die ontwikkeling eventjes in stilte te mediteren. Een beetje meditatietraining kan sowieso geen kwaad gezien het feit dat het er over niet al te lange tijd op aan zal komen de eigen gedachten onder controle te houden.
... verder blijkt uit de neurologie - het vakgebied dat handelt over nijgingen, w.o. mijn nijging om 'nijging' met 'ij' te schrijven (MAG IK?) - ook dat er hillegaar niet zoiets als 'vrijheid' bestaat voor zover het gaat om meningen, gedachten en/of nijgingen. Burgers hebben helemaal geen mening, tot dat ze wordt gezegd welke mening te dienen te hebben. En als er aan beide zijden van hen een tegengestelde mening in de oren wordt getetterd, dan luisteren ze naar de verkondiger die het knapste, sympathiekste en/of meest serieus is. Waarbij natuurlijk ook nog eens van belang is dat de desbetreffende verkondiger op geen enkele wijze kan worden geassocieerd met de persoon met wie men die ochtend toevallig een hoog oplopende ruzie had in het OV.
BeantwoordenVerwijderenHoe denk je anders dat ze al die idioten aan de Pindakaas hebben gekregen??? Niet omdat het zo lekker is, of wel? Dat heet 'overreding'; een bizznizz waar tegenwoordig 99% van de afgestudeerde psychologiestudenten emplooi vindt.
In wezen is het zeer simpel: zij die een mening hebben, hebben zich door iemand laten overreden. De werkelijk zelf denkende, rationele personen, twijfelen. Dan zal je wel denken: die gozert gaat blanco stemmen met het a.s. referendum. Wel, ik twijfel. Want ik vrees dat de beide kampen (ja- en nee-kamp) die blanco stemmen zich gaan toe-eigenen. Zoals ze zich ook de zwijgende meerderheid toe-eigenen.