zaterdag 18 april 2015

Het verschil tussen islam en christendom


Linkse mensen roepen altijd dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen de religies – in de kern van de zaak zouden ze alle de wederkerigheid van de Gulden Regel (‘doe de ander niet wat je niet wilt dat de ander bij jou doet’) leren – en dat niet religies maar mensen doden waarbij religie dan altijd slechts als moreel-juridische legitimatie wordt gebruikt voor een in wezen werelds-politiek motief om de ander te doden, te onderwerpen of te verdrijven. Ook Han van der Horst sluit zich bij dit linkse koor aan: http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/31742_islam_christendom_en_geweld/

Nu is het beslist waar dat religie vaak als legitimatie wordt gebruikt om bv. land te veroveren: zoals socioloog Gunnar Heinsohn betoogt is oorlog, verovering en terrorisme vaak het gevolg van een overschot aan jonge mannen die geen plaats meer kunnen verwerven in hun samenleving en dan met een beroep op hun religie op rooftocht gaan om alsnog met geweld een plekje onder de zon te bemachtigen. De gewelddadigheid van de hedendaagse islam zou zo niet toevallig samenvallen met een groot overschot aan jonge mannen in de moslimwereld. Maar ik wil me hier richten op de vraag of religies en dan meer specifiek het christendom en de islam in wezen hetzelfde zouden leren, zodat inderdaad alle verschillen in gedrag moeten worden verklaard door de omstandigheden (zoals jongemannenoverschotten). De mensen die menen dat alle religies in wezen hetzelfde onderwijzen, lijken te herhalen wat de middeleeuwse mysticus Ramon Lull al zei: “religio una in rituum variete”: vanwege de transcendentie van de ene God manifesteert religie zich onvermijdelijk in eindeloos veel mogelijke Godsvereringen, aangezien de ene God eindeloos veel verschillende betrekkingen kan hebben met de verschillende volkeren. Ondanks hun verschillende rituelen zouden de verschillende religies zo toch alle naar dezelfde God verwijzen. Nu wil ik mij hier niet intensief verdiepen in alle mogelijke theologische verschillen tussen de islam en het christendom, maar me op de onmiskenbare kern van een toch wel heel wezenlijke verschil tussen de islam en het christendom richten. En ja, dat wezenlijke verschil is wel een direct gevolg van een cruciaal verschil in omstandigheden waarin deze twee religies zijn ontstaan.
 
Ik betoog dat er voor de praktijk – zelfs als we aannemen dat er doctrinair geen wezenlijke verschillen zijn – wel degelijk een belangrijk verschil is tussen de islam en het christendom en dat dat verschil (op z’n minst) eenzelfde is als dat tussen de filosofie van Plato en die van ‘neoplatonist’ Plotinus. Nu zet ik ‘neoplatonisme’ altijd graag tussen aanhalingstekens, want ik meen dat Plotinus terecht kon menen dat hij niets nieuws leerde maar slechts Plato’s filosofie uitlegde (zodat ik liever van simpelweg ‘platonisme’ spreek). Als je Plotinus’ filosofie vergelijkt met die van Plato, dan kan men immers geen tegenstrijdigheid in leer ontdekken (er zit in ieder geval minder ruimte tussen dan tussen bv. Leibniz en Wolff). En toch ziet iedereen al bij de eerste blik een uiterst opvallend verschil tussen Plato en Plotinus (welk onmiskenbaar verschil waarschijnlijk de toevoeging ‘neo” heeft voortgebracht): hun filosofie kan wel hetzelfde zijn maar het doel waarvoor wordt gefilosofeerd is totaal anders! Plato’s filosofie was een door en door politieke onderneming: zijn filosofie diende goede bestuurders (de ‘filosoof-koningen’) op te leveren, die daartoe eerst zichzelf dienden te leren besturen (door de rede de leidende rol te geven) voordat ze correct anderen konden besturen. En ook bv. Aristoteles ontwikkelde nog een uitvoerige politieke filosofie. Overigens, Plato en Aristoteles meenden evengoed dat een contemplatief leven het hoogste leven - als dat van een god - was, maar omdat de filosoof nu eenmaal in een samenleving leeft (en die ook zelf nodig heeft om te kunnen filosoferen) heeft de filosoof ook tot taak om als wederdienst die samenleving rechtvaardig te ordenen. Maar elke student van de filosofiegeschiedenis moet opmerken dat met het verdwijnen van de stadstaten door de opkomst van de wereldrijken (eerst door Aristoteles’ leerling Alexander en daarna door de Romeinen) de politieke interesse nagenoeg geheel uit de filosofie verdween en in feite plaats maakte voor een religieus-ethische bestemming van de filosofie. De filosoof in het Romeinse Rijk voelde zich – totaal anders dan bv. Plato die zich ook actief met de politiek bemoeide – politiek onmachtig waardoor hij als het ware in zichzelf keerde: het of tenminste een doel van de filosofie was niet meer het realiseren van een rechtvaardige samenleving maar nog slechts innerlijke rust of persoonlijke verlossing. Filosofie werd een ‘therapie voor de ziel’. Zoals bij Plato filosofie en politiek onontwarbaar door elkaar lopen, zo gaan ten tijde van de Romeinse keizers – zoals bij Plotinus – filosofie en religie onontwarbaar door elkaar lopen.

Precies omdat de ‘heidense’ filosofie zo religieus was geworden (de filosofie zocht niet alleen aansluiting bij religieuze, veelal vermeende oeroude Egyptische, bronnen maar incorporeerde ook zelfs religieuze riten en magische praktijken), ontstond er de heftige botsing – want concurrentie – met de nieuwe religie van het christendom. Maar zowel de filosofie als het christendom toonden dezelfde reactie op de nieuwe politieke werkelijkheid waarin het zinloos was geworden om te menen zelf politiek iets te kunnen bewerkstelligen: men verliet de politieke dimensie en richtte zich louter op het zielenheil. In het christendom wordt deze wending expliciet gemaakt doordat in het Nieuwe Testament Jezus verklaart weliswaar koning te zijn “maar niet van deze wereld” en “geef de keizer wat des keizers is en de Heer wat des Heren is”. Het is ook deze ‘christelijke’ scheiding van kerk en staat – na een middeleeuwse verwarring doordat de paus ook met de koningen concurreerde om de wereldse macht – die in de vroegmoderne tijd zou leiden tot de vrijheid van meningsuiting en in het verlengde daarvan tot het liberalisme als dominante politieke ideologie: de Verlichtingsfilosofen als Spinoza en Locke bepleitten de tolerantie en vrijheid van meningsuiting uitdrukkelijk op de opvatting dat de Staat en de Kerk twee verschillende functies hebben waarbij de Staat zich niet moet bemoeien met het zielenheil dus met het geloof dat de zaak van de Kerk is en ook sowieso onmachtig is om het denken van mensen te veranderen (de Staat heeft macht over wat je doet maar niet over wat je denkt of gelooft en omgekeerd dient de Kerk geen macht te hebben over wat je doet).

Maar de situatie van het land en de tijd waarin Mohammed – de stichter van de islam – leefde was in wezen identiek aan die van de Griekse stadstaten ten tijde van Plato: er waren slechts lokale stammen die zichzelf bestuurden en elkaar beconcurreerden en beoorloogden. Iedereen kon hopen zelf politieke invloed te verwerven en zelfs als Mohammed de doctrinaire kern van het christendom (of waarschijnlijker: het jodendom) zou overnemen, dan bevond hij zich in de situatie van Plato en niet van Plotinus: hij had de gelegenheid politieke macht te verwerven en greep ook die kans. Net als bij Plato’s filosofie staat Mohammeds religie daarom uitdrukkelijk in het teken van een werelds, politiek doel: de verwerkelijking van een rechtvaardige samenleving. Daartoe zou in het geval van Mohammed Allah hem zelf de wetten en geboden zou hebben gegeven zoals ook Mozes de bekende 10 geboden direct van God had ontvangen: in feite is de islam niets meer en niets minder dan een extreem ‘farizeïsche’ religie die een duizelingwekkend groot aantal regels, adviezen, geboden en verboden voor elk detail van het leven voorschrijft. De kern van de islam is dan ook een uitgebreid rechtssysteem (de sharia) om de gehele samenleving op ‘rechtvaardige’ wijze te ordenen.

Met die farizeïsche regelzucht staat de islam veel dichter bij het jodendom dan bij het christendom, omdat het christendom nu juist precies een afwijzing van de farizeïsche kant van het jodendom behelsde: het christendom maakte een einde aan alle religieuze uiterlijkheden – van de rituelen zoals het offeren tot de wetgeving die immers des keizers is – ten gunste van een ‘platoons’ naar binnen wenden van het geestelijk oog waar men dan de moraal vindt, zoals bv. bij Kant elk redelijk wezen de moraal in zich op grond van louter zijn rede onvoorwaardelijk hoort gebieden. Plato vroeg zich al af of de moraal uit de religie komt of dat de religie uit de moraal komt: zijn de dingen die de goden van ons willen goed omdat de goden ze willen of willen de goden de dingen van ons die ze willen omdat die dingen goed zijn? Kant meende dat alleen het christendom deze vraag juist heeft beantwoord: de moraal is autonoom en de religie komt voort uit de moraal, zoals alleen het christendom erkent. Het christendom is niet gericht op het rechtvaardig ordenen van de samenleving door de geboden en verboden van God na te leven, zoals bij de islam, maar is gericht op een persoonlijke verlossing door ‘naar de geest in plaats van het vlees’ te leven. Het enige christelijke gebod is (naasten)liefde – zelfs voor je vijand – op grond waarvan men kan vergeven in plaats van vergelden, waarmee alle politiek en de vicieuze geweldscirkel van Satan wordt doorbroken. Het christendom heeft een mystieke en liefdevolle kern: de gelovige moet blijven proberen het wereldse te transcenderen (ook al zal hem dat nooit lukken) door de ‘metafysische’ moraal – dat Koninkrijk van Jezus dat niet van deze wereld is – in plaats van zijn natuurlijke neigingen te volgen. Zo beschouwd is God als Jezus naar de wereld gekomen opdat wij de weg omhoog naar God kunnen vinden. Deze paradox – het christendom brengt God en mens samen (omdat God van ons houdt) waardoor God (aan het kruis) sterft (de befaamde ‘God is dood’) en de mens zelf een god moet worden terwijl deze mystiek de gelovige zich van de politiek doet afkeren – is in de islam omgekeerd: Allah is strikt transcendent, maar heeft ons tot in detail bevolen hoe te leven met in plaats van eindeloze, alles overstijgende liefde een op vrijwel elke pagina van de Koran herhaalde dreiging dat eenieder die Allahs wetten niet opvolgt eeuwig zal branden in de hel, zodat de moslim zich vooral met politiek moet bezighouden.

Omdat het christendom een mystieke kern heeft, is het deze kern nooit verloren, ook niet in de middeleeuwen toen de kerk zich als een wereldse macht c.q. als een ‘gewone’ religie manifesteerde en zo het eigenlijke christendom ‘verraadde’. Het christendom heeft overigens wel een doorslaggevende politieke invloed, maar die ontstaat vanuit de gelovige zelf in plaats vanuit de geboden van een Heilig Schrift: de mystieke kern leert bovenal een autonomie en oneindige waarde van het individu zodat de hele moderne, liberaal-individualistische en eventueel zelfs atheïstische samenleving direct uit het christendom voortkomt. Maar de islam heeft haar mystieke interpretaties altijd en vooral ook succesvol onderdrukt: haar kern is ook – net als bij Plato in plaats van Plotinus – sterk politiek gericht. Eerst Saoedi-Arabië en in onze tijd de Islamitische Staat zijn de meest authentieke opvolgers van Mohammed die eveneens zijn religie koppelde aan verovering en onderwerping om zo de sharia en dus daadwerkelijk de ‘rechtvaardige’ samenleving te realiseren zoals Allah die van de gelovigen eist. Niet alleen blokkeert de islam zo een ‘moderne’, meer in het bijzonder liberale of seculiere samenleving, maar vanwege de ineenstorting van het eens zo machtige islamitische Rijk met overheersing door het ‘ongelovige’ Westen is de islam ten heden dage ook vooral een gefrustreerd en rancuneus politiek systeem dat zweert bij het neerhalen van de VS (‘de grote Satan’) en Israël (‘de kleine Satan’) en dat haar ideologische bondgenoten vindt in de westerse romantici resp. socialisten die immers ook graag van de moderniteit resp. ‘imperialistische’ macht van de VS en Israël af willen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten