donderdag 7 april 2016

Waarom geluk zich niet laat dwingen (pleidooi om ongelukkig te mogen zijn)

In de oudheid betekende vrijheid burgerschap en burgerschap betekende democratische participatie in de macht. In de moderne tijd is het een illusie voor de gewone burger te denken dat hij politieke invloed kan uitoefenen: zijn vrijheid is zijn recht met rust gelaten te worden door een overheid die zich door middel van politie en moderne technologie met alle details van het leven van elke burger wil bemoeien (vroeger waren alle ogen gericht op de koning; in de moderne tijd keerde zich dat om en heeft men de politie ingevoerd als alom aanwezige ogen en oren van de koning). Maar de totalitaire neiging van de moderne Staat laat zich hooguit afremmen maar niet stoppen: het probeert zich in onze tijd te legitimeren door een ‘goede’ totalitaire Staat te zijn die ervoor zorgt dat elke burger een inkomen en - door alle nieuwste wetenschappelijke en technische inzichten - in toenemende mate ook gezondheid en geluk kan verwerven.

Er schuilt echter een paradox in een Staat die al haar burgers een goed leven wil geven en hen wil beschermen tegen pijn en onheil, al dan niet op grond van universele mensenrechten. Het houdt verband met de paradox van wat Isaiah Berlin ‘positieve’ vrijheid noemde: tegenover de echte, ‘negatieve’ vrijheid, dat is de vrijheid om te doen wat je wilt zonder daarin te worden belemmerd door een ander zoals de overheid, plaatste hij een ‘positieve’ vrijheid waarbij de burger – in de woorden van Rousseau – “wordt gedwongen vrij te zijn”. De filosoof (Rousseau, Kant, Hegel, etc) betoogt immers dat de mens als behoeftig of egoïstisch dier onvrij is: alleen als redelijk wezen is de mens vrij en verlost van de causale ketens der natuur. In die zin maken wetten – als uitdrukking van de rede – de burger vrij (en heeft de misdadiger als burger zijn eigen straf gewild). Hier treedt dus een overheid dwingend op – zij legt wetten op – om de burger ‘vrij’ te maken. Isaiah Berlin, die zijn beroemd opstel over de twee opvattingen van vrijheid in de (antitotalitaire) jaren ’60 van de vorige eeuw schreef, merkt cynisch op dat eigenlijk alle totalitaire regimes zich nadien hebben beroepen op die positieve opvatting van vrijheid van bv. Rousseau of Hegel om hun burgers te onderdrukken, nota bene dus een onderdrukking in naam van de ‘vrijheid’.

Begin 19de eeuw beschreef De Tocqueville al een soort van ‘fluwelen slavernij’ die zou ontstaan als gevolg van de democratie: net als Rousseau zag hijzelf de vrijheid als de menselijke essentie en waardigheid, maar hij zag ook dat de gewone burger zijn vrijheid graag inlevert voor meer comfort en veiligheid (iets wat we nu telkens zien na een terroristische aanslag). De democratische samenleving zou uitmonden in een samenleving waarin de Staat het leven van elke burger van wieg tot graf regelt en van alle gemakken voorziet. Voor De Tocqueville was dit toekomstperspectief een gruwel omdat het de menselijke vrijheid en daarmee de menselijke waardigheid vernietigt.

Tijdens mijn studie ben ik geconfronteerd met docenten die een soort hegeliaanse filosofie ontwikkelden (Hegel is weer helemaal in bij politieke en antropologische filosofen) waarbij het eindpunt van de eeuwenoude ontwikkeling van vrijheid en geluk voor alle burgers heel dichtbij zou zijn gekomen: bovenop de mensenrechten kunnen we steeds meer voorwaarden scheppen om elke burger zich optimaal te kunnen laten ontwikkelen en ‘vrij’ te laten zijn. Ja, op grond van hedendaagse psychologische kennis hoe bv. een bepaalde opvoeding een kind psychisch kan schaden, zouden we al vroeg in de ontwikkeling van een kind kunnen ingrijpen om te voorkomen dat het kind onvoldoende zelfvertrouwen ontwikkelt en dus later een ongelukkige volwassene wordt! Een uitvloeisel hiervan is overigens het idiote ‘safe space’-gedoe op de universiteiten: om iedereen volledig tot zijn recht te laten komen, worden enorme beperkingen aan iedereen opgelegd van wat nog mag worden gezegd en gedaan. En deze intellectuele opleving van neohegelianisme, als ik het zo mag noemen, is inmiddels ook de algemene mind set geworden van de beleidsmakers. Een typisch voorbeeld ervan is de sterke roep om prostitutie te verbieden omdat seksuele dienstverlening mensonwaardig zou zijn: vrouwen die geen probleem zien in het aanbieden van seksuele diensten voor geld moeten tegen zichzelf in bescherming worden genomen, zoals we ook bv. dwergwerpen als mensonwaardig hebben verboden. En bv. Miss-verkiezingen zullen ook wel spoedig worden verboden, omdat zo'n 'vleeskeuring' de menselijke waardigheid zou aantasten. Wat de prostituees, dwergen en Missen daar zelf van vinden doet er niet toe: in de vervolmaking van onze samenleving – in hoge mate de realisatie van Marx’ communistisch paradijs zoals hij dat had bedoeld – passen nu eenmaal geen beroepen meer waarin mensen zich moeten laten ‘vernederen’ voor hun geld. Het is voor hun ‘eigen bestwil’ dat we hen hun broodwinning ontnemen (en ik had geen 'dwergen' mogen zeggen, maar over 'kleine mensen' moeten spreken want 'dwergen' is vernederend dus kwetsend).

Mijn haren gaan echter recht overeind staan bij zo veel bemoeienis, drang en dwang van de Staat om alle burgers vrij en gelukkig te maken: ik ben een leerling van Berlin en De Tocqueville en ik denk dat hun lessen weer zeer relevant zijn. Belangrijker nog dan dat we bv. de voornoemde prostituees en dwergen hun broodwinning ontnemen, ontnemen we hen hun autonomie, dus hun recht om zelf te bepalen of ze zich wel of niet laten ‘gebruiken’ voor geld, en daarmee hun menselijke waardigheid (en zolang we in een kapitalistische maatschappij leven, zijn we allen – hooguit de elite en de deeltijdwerkende vrouwen uitgezonderd – zwoegende loonslaven die ons elke dag laten vernederen om de hypotheek of huur te kunnen betalen). De paradox is dus dat de mens hoe dan ook wordt vernederd, want of zijn autonome keuze leidt tot vernedering (dat is inherent aan het kapitalisme) of zijn autonomie wordt ontnomen (dat is inherent aan het socialisme), maar ik denk dat dat laatste een grotere vernedering is. Ik denk namelijk dat de filosofen gelijk hebben dat vrijheid de menselijke essentie en waardigheid vormt: de mens kiest wel vanuit zijn dierlijke drang naar veiligheid en comfort voor een (socialistische) Staat die hem een goed leven geeft, maar uiteindelijk kan de mens alleen werkelijk gelukkig zijn als hij vrij is om zijn eigen keuzes te maken, juist ook als dat domme keuzes zijn die hem een slecht leven bezorgen. 

Het is waar dat geluk het uiteindelijke doel is van al onze strevingen (zoals Aristoteles al wist), maar geluk kan slechts worden bewerkstelligd in een situatie van vrijheid: geluk laat zich niet dwingen. Er is de bekende vraag of je zou kiezen om voor de rest van je leven aangesloten te worden op een machine die je in een soort gelukzalige roes brengt. Dan ben je dus gegarandeerd de rest van je leven elke seconde ‘gelukkig’, maar ik denk dat de meesten – en in ieder geval ikzelf – dit aanbod zouden afwijzen: echt geluk is namelijk geen gelukzalig gevoel maar een soort trots en onafhankelijkheid dat je je eigen keuzes kunt maken en je successen dus aan jezelf te danken hebt (in plaats van aan een machine die je een gelukzalig gevoel geeft zonder dat je iets hebt gepresteerd). In de geschiedenis van bv. de dekolonisatie, de Arabische Lente en de vrouwenemancipatie zien we telkens uiteindelijk diezelfde menselijke eis tot autonomie: liever op eigen benen mislukken dan aan de leiband van een andere Staat, een dictator of een echtgenoot welvarend en ‘vrij’ worden.

Misschien ben ik ouderwets maar ik geloof daarom nog altijd dat elke burger het grondrecht heeft vrij te zijn in de eigenlijke zin van het woord, dat dus een vrijheid is die impliceert dat men domme keuzes mag maken: het is een grondrecht van elke burger om een fout te maken, om te mislukken, om zichzelf te vernederen, om ongelukkig te zijn, ja om zichzelf te vernietigen. Ik wil geen Staat die mij voor alle fouten behoedt en mijn leven van wieg tot graf verzorgt en invult opdat ik mezelf optimaal kan ontwikkelen en gelukkig zal kunnen zijn. Ik wil niet worden aangesloten op de Staat als geluksmachine. De fluwelen slavernij waar de intellectuele elite ons nu inrommelt, zal een vergissing blijken.

3 opmerkingen:

  1. Vrijheid en geluk... moeilijke woorden. Net als voor het begrip 'God' geldt ook voor deze woorden: Er wordt veel over geluld maar geen mens heeft ze ooit weten te definiëren. Is hij die zwelgt in ongeluk niet eigenlijk gelukkig? Is hij die vrij is van alles, niet eigenlijk gevangen? Vanaf de top van de berg kun je enkel nog omlaag, immers. Zo kun je vanuit de meest vrije positie niet langer bewegen, want iedere beweging leidt naar minder vrijheid.

    We zouden het eens moeten hebben over het fenomeen 'enantiodromie', zo veelvuldig gebruikt door de meester van de tegendelen C.G. Jung. Door het ene uiterste schemert zijn tegendeel reeds door. En alles heeft aldus de neiging om zich in zijn tegendeel om te keren. 'Koers houden' adviseerde Jung dan ook, oftewel individueren of het bewuste en onbewuste integreren. Anders gezegd: Weet t.a.t. dat je met vuur speelt. Want het ergste wat kan gebeuren, is het uitkomen van je droom, want met die droom komt je nachtmerrie uit. Yin en yang, je weet wel...

    Daarom is het ook zo moeilijk kiezen met zo'n referendum. Dat zag 's lands grootste filosoof al goed: Elk voordeel heb zn nadeel. Niet dat je het besluiten aan 150 idioten in De Haag moet overlaten, maar je moet wel weten dat schoonmoeder meekomt als je haar dochter versiert.

    En dat geldt ook voor een keuze voor de vrijheid. Weet je zeker dat je die wilt? En als je kiest voor veiligheid of comfort, weet ge het zeker? Dat vroeg men destijds ook aan Midas (die wolf van Walt Disney) toen hij wenste dat alles wat ie aanraakte zou veranderen in goud. Kon ie nooit meer lekker aan zn pik trekken.

    En de Staat? Ach, de Staat... Weet je wat het is met lui die de Staat bevechten? Er wordt een dossier van ze gemaakt. En dat is hetzelfde als het inkapselen van een vlieg door een spin. Met betrekking tot de Staat zit er maar een ding op. Negeren. Met de klemtoon op de tweede lettergreep (want anders krijgen we daar weer gezeik over...).

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wat betreft je opmerking “Is hij die vrij is van alles, niet eigenlijk gevangen?” en wat je ‘enantiodromie’ noemt: een geloofwaardige opvatting die je bij veel filosofen vindt (bij bv. Charles Taylor maar ook wel bij anderen), is dat absolute vrijheid geen vrijheid maar onbepaaldheid dus willekeur is. Als je immers echt vrij bent om A of B of C te kiezen, dan is je keuze slechts een kwestie van willekeur hetgeen iets anders dan vrijheid is: vrijheid is geen willekeur maar zelfdeterminatie (vrijheid is geen onbepaaldheid maar zelfbepaling). Je bent vrij als je keuze wordt bepaald door wie of wat je bent: een vrije keuze is die keuze waartoe je wordt gedwongen door jouw karakter, smaak, kennis, ervaringen etc maar die precies daardoor wel JOUW keuze is. Reeds in de ‘negatieve’ opvatting van vrijheid zit dat er ook al in: doen wat je wilt doen zonder dat je door anderen wordt belemmerd, impliceert wel dat je een ‘determinerende’ wil hebt die je tot bepaald gedrag ‘neigt’. Problematisch wordt het als anderen jouw wil bewust willen manipuleren teneinde je te ‘bevrijden’ van vooroordelen, dierlijk egoïsme, e.d., hetgeen de ‘positieve’ opvatting van vrijheid kenmerkt. Die ‘vrijheid’ zet zo vrijheid precies op zijn kop.

    Die negatieve opvatting van vrijheid is uiteraard de intuïtieve en alledaagse opvatting en doet me altijd denken aan het stoïcijnse beeld van de steen die ‘vrijelijk’ – onbelemmerd door andere objecten – van een helling afrolt en die ook de moderne wetenschap heeft overgenomen in haar notie van een ‘vrije val’: de val die een lichaam maakt als er geen externe kracht op het lichaam inwerkt (anders dan de zwaartekracht, maar Aristoteles en de zijnen meenden dat de beweging van objecten door hun eigen natuur wordt veroorzaakt). Uiteraard is die val volledig gedetermineerd en kunnen natuurkundigen de positie en snelheid op elk moment precies berekenen, maar zij is vrij omdat het de ‘eigen’ beweging van het lichaam is.

    Nu borduurt de positieve opvatting wel voort op het (negatieve) concept van vrijheid als zelfbepaling, hetgeen duidelijk wordt als we in zeg maar een Aristotelische filosofie denken. Het idee is dat alles een natuurlijke ontplooiing ‘wil’ (of ondergaat) waarmee het zijn potenties en dus zichzelf ‘realiseert’: bv. een zonnebloemzaad wil een zonnebloem worden en een mensenbaby wil een volwassen mens worden. In ieder geval doorlopen dingen vanzelf die ontwikkeling zolang er geen verderfelijke, externe invloeden (bv. een schadelijke virusinfectie) die natuurlijke ontwikkeling verstoren. Die natuurlijke ontwikkeling is zeg maar de ‘vrije val’ van dingen (maar dan tijd in plaats van ruimte: anders dan wij maakten de oude Grieken daarin geen verschil). Maar zoals bv. alle organismen belaagd worden door virussen, zo ook loopt elk mens het levensgrote risico door verderfelijke, externe factoren van het juiste, natuurlijke pad af te geraken. En maatschappijkritische denkers menen dat onze maatschappij zo’n verderfelijke invloed op onze ontwikkeling uitoefent die ons verhindert onszelf optimaal als mens te realiseren. De positieve opvatting van vrijheid behelst dan het wegnemen van de verderfelijke factoren die een natuurlijke, gezonde ontwikkeling tot zelfontplooiing en zelfrealisatie in de weg staan, hetgeen zaken impliceert als mensen tegen zichzelf in bescherming nemen e.d. die ik hierboven al heb geschetst. Het probleem daarbij is dat het paternalistisch is, want het impliceert een elite die bepaalt wat de juiste, natuurlijke zelfrealisatie is die dan aan iedereen wordt opgelegd. Dat is de paradox van positieve vrijheid: vrijheid zou dan onderwerping aan een hogere ‘ik’ of macht zijn en het wekt dan ook geen verbazing dat dictators altijd gretig gebruik hebben gemaakt van deze opvatting van vrijheid als legitimatie voor hun dwingelandij.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. '... dat absolute vrijheid geen vrijheid maar onbepaaldheid dus willekeur is.'

    Ja, dat is ook de reden dat de free-jazz altijd op zn falie krijgt. Het schijnt echter zo te zijn dat wanneer je een free-jazz-nummer een aantal keren luistert, je het op een gegeven moment gaat waarderen. Om deze reden zouden ze meer subsidie moeten verlenen aan de 'Rorschach-kunst' (dat verzin ik...).

    Anyhow, feit is dat alles slechts met terugwerkende kracht betekenis en bepaaldheid krijgt. Plus natuurlijk de kracht van de herhaling. Zo zeggen ze wel eens dat indien je een fout maakt, je die gewoon nog een keer moet maken, wil je voorkomen dat mensen je een mislukking vinden. Door de kracht van de herhaling verwordt die fout namelijk tot slechts een kwestie van smaak.

    BeantwoordenVerwijderen