woensdag 23 september 2015

Geenpeil en de mediacratie

Geenpeil en het gebrek aan media-aandacht

Inmiddels heeft geenpeil (http://geenpeil.nl/) – een initiatief van GeenStijl en Burgercomité EU – zo’n 255.000 handtekeningen verzameld: indien er de komende vier dagen nog 45.000 handtekeningen bijkomen (ervan uitgaande dat het allemaal geldige handtekeningen zijn), dan moet de Nederlandse regering een raadgevend referendum organiseren met betrekking tot het door het Nederlandse parlement goedgekeurde associatieverdrag van de EU met Oekraïne dat op 1 januari 2016 van kracht wordt. In toenemende mate is er frustratie onder degenen die al hebben getekend dat de gevestigde media geen of nauwelijks aandacht aan geenpeil geven waardoor het vergaren van handtekeningen praktisch via mond-tot-mond-reclame moet verlopen en dus zeer moeizaam is. Ik heb vandaag eens rondgevraagd op mijn werk en inderdaad, geen enkele van mijn collega’s had van dit initiatief gehoord. Mocht het aantal van 300.000 handtekeningen niet worden gehaald, dan betekent dat duidelijk niet dat er te weinig animo voor het referendum onder de Nederlandse bevolking is maar dat geenpeil er simpelweg niet in is geslaagd veel aandacht te trekken buiten de lezers van Geenstijl. Moeten de andere media zich de kritiek aantrekken dat zij het initiatief hebben genegeerd en zo bij een falen daaraan hebben bijgedragen? Ik denk het wel.

Het ogenschijnlijke dilemma van de media en het falen van het internet

Voor de media is het ogenschijnlijk een moeilijke keuze om wel of niet over geenpeil te berichten, voor zover ze neutraal willen zijn. Immers, als ze wel over geenpeil berichten, dan helpen ze geenpeil aan die 300.000 handtekeningen zodat ze dan activistisch voor het referendum handelen. Omgekeerd, als ze niet over geenpeil berichten, dan bereikt het initiatief maar een klein deel van de bevolking waardoor het nauwelijks kans van slagen heeft waardoor de media in dat geval activistisch het initiatief hebben gefrustreerd (het als het ware letterlijk hebben ‘doodgezwegen’). In dat verband is het ook vermeldingswaardig dat het ‘internet’ toch geen internet is geworden: het oorspronkelijke anarchistische idee van internet was dat dit nieuwe medium het mogelijk maakt voor alle mensen (uit alle delen van de wereld) om zich onderling te verbinden en zo van onderop een wereldwijde samenleving te kunnen vormen die de gevestigde instituten – de gevestigde politieke en commerciële belangen – buiten spel kan zetten. Maar die gevestigde politieke en commerciële belangen hebben dit (uiteraard) niet laten gebeuren: zij hebben de macht over het internet gegrepen en kenmerkend voor de huidige situatie is dat vrijwel alle internetgebruikers nog slechts gebruik maken van de diensten op internet die door grote bedrijven worden aangeboden (Facebook, Google, etc). Daarbij worden internetgebruikers steeds meer van elkaar afgezonderd door de omgeving van elke gebruiker te 'personaliseren'. De internetgebruikers betalen voor de veelal gratis diensten met hun privacy (“if the product is free, then you are the product”) en zijn zo juist in extreme mate slaaf geworden van het grootkapitaal in plaats van zich ervan te kunnen bevrijden (en de overheden haasten zich in de slipstream van de multinationals om al het zo gegenereerde internetverkeer af te tappen om zo alle burgers volledig te monitoren en dus te controleren waardoor internet ook de macht van de overheid enorm heeft vergroot ten koste van de burger). In politiek opzicht heeft het internet de wereld dus niet verbeterd maar juist verslechterd (bezien vanuit de positie van de burger). Hoe slecht het is gesteld met dat ‘internet’ blijkt ook uit het feit dat geenpeil – dat zijn boodschap, gelet op het zwijgen van de gevestigde journalistiek, hoofdzakelijk via dat internet moet zien te verspreiden – zelfs na een maand intensief actievoeren nog altijd nauwelijks bekend is bij de bevolking. In feite is het initiatief alleen maar (bijna) een succes omdat het een initiatief is van zo ongeveer de populairste weblog van Nederland, GeenStijl, die meer dan een miljoen bezoekers per maand trekt en GeenStijl dagelijks over geenpeil bericht. Uiteindelijk legt geenpeil zo het ‘falen’ van het anarchistische programma van internet bloot en blijkt het voor haar succes – qua het kunnen bereiken van de burger – nog altijd volledig afhankelijk van de aandacht van de grote, gevestigde media (waaronder GeenStijl).

Niet of laat berichten: Catch 22 en verkeerde inschatting wat nieuwswaardig is

Maar wat moeten die gevestigde media doen als ze niet activistisch voor of tegen het referendum willen handelen maar neutraal willen berichten? Een zuivere manier van handelen lijkt misschien te zijn dat zolang het proces van handtekeningen verzamelen nog gaande is, het nog te vroeg is voor media-aandacht: pas als de uitkomst bekend is is er een nieuwswaardig feit te melden. Wanneer zou men immers anders over het initiatief moeten berichten: als de eerste honderdduizend handtekeningen binnen zijn? En dan nog een keer bij tweehonderdduizend handtekeningen? Om nieuwswaardig te kunnen zijn, lijkt het initiatief eerst een succes te moeten zijn, maar dit argument brengt ons vanwege die media-afhankelijkheid in een Catch-22-situatie: 'de media moeten pas erover berichten als het groot en dus nieuwswaardig is geworden' betekent dat er geen succes kan komen omdat als er nog geen succes is er geen media-aandacht komt en als er geen media-aandacht komt er geen succes kan ontstaan. Dus als de media wachten op de uitkomst of op succes om er over te kunnen berichten, dan kan geen enkel initiatief voor een referendum ooit een succes worden omdat dan de bevolking nooit op de hoogte komt van dat initiatief en is dus de hele referendumwet een lege wet. De oplossing hiervoor is mijns inziens het gewicht van het onderwerp. Als ik een referenduminitiatief inzake de lengte van rokjes, gratis bier voor studenten, de kleur van Zwarte Piet, het weren van Peter R. de Vries op TV of de invrijheidsstelling van Volkert van der G lanceer, dan hoeven de media daar echt niet over te berichten. Maar het associatieverdrag van de EU met Oekraïne is geen wissewasje of de hobby van slechts een klein deel van de Nederlanders: het associatieverdrag kan rampzalig uitvallen voor de gehele Nederlandse bevolking en zal sowieso iedereen raken (zie http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2015/09/waarom-de-eu-het-grootste-europese.html). Dat geenpeil ondanks het zwijgen van de gevestigde media toch een succes lijkt te kunnen worden, heeft ook ermee te maken dat heel veel Nederlanders dit verdrag van groot nationaal belang achten. Dat maakt het referenduminitiatief nieuwswaardig, temeer nu het ondanks de houding van de media beslist een succes kan worden (het is bepaald niet bij voorbaat kansloos) zodat het associatieverdrag dan wordt gevolgd door nog een zaak die de geschiedenisboeken zal halen: een heus nationaal referendum met mogelijk verstrekkende gevolgen. Zelfs zo'n bagatel als dat Zwarte Piet dit jaar zeer wel mogelijk niet meer zwart is, krijgt veel meer aandacht van de gevestigde media dan dat we zeer wel mogelijk een referendum over onze toekomst in de wereld krijgen. Is Zwarte Piet werkelijk van groter nationaal belang dan dit referenduminitiatief? De gevestigde media hebben dus geen argumenten om het associatieverdrag en het referenduminitiatief erover als onbelangrijk te beschouwen en ze op die grond niet nieuwswaardig te achten.

Niet of te laat berichten: media als het verlengstuk van de politieke macht

Het argument om niet over referenduminitiatieven te berichten voordat de uitkomst ervan bekend is c.q. pas als het initiatief al een succes is, miskent dus het gegeven dat we – ondanks het internet – nog altijd in een mediacratie leven waarin de gevestigde media bepalen wat de bevolking komt te weten (zoals geenpeil nu weer duidelijk heeft laten zien) en dat de zaak van geenpeil beslist nieuwswaardig is. Daarmee bepalen de media in wezen ook alle politieke beslissingen in onze democratie: de media bepalen of een onderwerp wel of geen aandacht en dus überhaupt bekendheid krijgt bij de bevolking en zo ja, wat voor aandacht (positief of negatief) en aldus of een politieke beslissing wel of geen democratisch draagvlak krijgt. Alleen al het feit dat de gevestigde media niet of nauwelijks hebben bericht over het associatieverdrag met Oekraïne of over het initiatiefreferendum over dat verdrag verraadt eigenlijk al dat het grote zwijgen vooral activistisch – ja, als een samenzwering van de media en de politiek tegen de burger – moet worden uitgelegd: de gevestigde journalisten willen niet dat de bevolking hier iets van af weet, omdat zij niet onafhankelijk van of kritisch op de politieke macht reageren maar slechts het verlengstuk van die macht zijn (omdat die journalisten niet aan de kant willen staan maar ‘serieus’ genomen willen worden; ze stemmen nota bene op de gevestigde partijen als PvdA, D’66 en CDA!). En de politici en de media willen niet dat de bevolking er iets van weet, omdat ze vrezen dat bij bekendheid geen democratisch draagvlak kan worden verworven bij de bevolking, zelfs niet wanneer de media braaf alleen maar positief zullen berichten over het associatieverdrag ten gunste van de goedkeuring van het verdrag door het parlement (lees hier waarom de EU toch het associatieverdrag wil ondanks de narigheid die dat voor de eigen bevolking geeft: http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2015/09/waarom-de-eu-het-grootste-europese.html).

Wel berichten: professioneel gedrag en democratische plicht

Sowieso zou je van een journalistiek platform als De Correspondent – die zichzelf presenteert als uniek in de zin van onafhankelijk, kritisch, intellectueel en buiten de gebaande paden tredend – aandacht hebben verwacht, al was het maar voor de hierboven geschetste Catch-22-situatie. Zo’n prikkelende paradox en interferentie van media en politiek moet De Correspondent normaliter bijzonder interessant hebben gevonden, maar nu blijkbaar niet omdat men inhoudelijk tegen het referendum is en/of principieel niets wat van GeenStijl komt aandacht wil geven. Dat zou echter niet alleen bijzonder onprofessioneel, anti-intellectueel en bijzonder conformistisch zijn, maar bovenal in strijd met de democratie. Want juist omdat onze democratie (helaas) nog afhankelijk is van de gevestigde, commerciële media, is het naar mijn mening uiteindelijk de democratische plicht van die media om wel aandacht te geven aan elk voldoende gewichtig en kansrijk referenduminitiatief (zoals ze ook de Kamerverkiezingen bepaald niet plegen dood te zwijgen). Men kan tegen dit referendum of tegen elk referendum zijn, maar we hebben nu eenmaal wetgeving die een referenduminitiatief als dat van geenpeil mogelijk maakt en dan is het een blokkade van de democratie om dat initiatief te frustreren door er niet over te berichten. De argumenten tegen het referendum of voor het associatiegedrag moeten in het democratisch debat worden gevoerd en niet ‘stiekem’ worden gehanteerd om de mogelijkheid überhaupt van dat debat te blokkeren. Er wel over berichten vergroot inderdaad enorm de kans dat het initiatief slaagt en er een referendum moet worden georganiseerd, maar dan alleen maar omdat het Nederlandse bevolking een referendum over dit verdrag wil waarvoor de referendumwet is bedoeld: het is aan de Nederlandse bevolking om zo’n initiatief wel of geen succes te laten zijn en niet aan de media. Het kan niet de bedoeling van de referendumwet zijn dat sommige referenduminitiatieven bij voorbaat kansloos zijn omdat de gevestigde media, al dan niet in samenspraak met de politieke macht, er tegen zijn en er daarom niet over berichten en zo de bevolking onwetend houden van het initiatief. Het in de wet gekozen aantal van 300.000 handtekeningen die nodig zijn om een raadgevend referendum te moeten organiseren, kan niet zijn gebaseerd op de gedachte dat ongeveer zoveel mensen kunnen worden bereikt met slechts mond-tot-mond-reclame maar zal zijn gebaseerd op de gedachte dat indien de (gehele) bevolking wordt gevraagd om een handtekening, slechts een gewichtig onderwerp 300.000 handtekeningen zal opbrengen zodat die drempel voorkomt dat er over zaken een referendum moet worden georganiseerd die bijna niemand de moeite waard acht om er zo’n groot democratisch circus voor op poten te zetten. Maar dat vereist dan wel ruime bekendheid onder de bevolking.

Het referenduminitiatief is een vuurproef voor de media

Kortom, de verantwoordelijkheid van de gevestigde media vereist juist dat zij elke democratische oproep, zoals een (initiatief)referendum, maximaal aandacht geven om de macht te leggen waar zij bij zo’n oproep hoort: bij de bevolking. De houding van de gevestigde media in de kwestie van geenpeil (http://geenpeil.nl/) is aldus een vuurproef voor die media: blijven zij voor de politieke macht kiezen door het initiatief dood te zwijgen of nemen zij hun democratische en kritische verantwoordelijkheid nu eens serieus door ruime bekendheid aan het referenduminitiatief te geven zodat de bevolking mag bepalen of zij wel of geen referendum wil over het associatieverdrag met Oekraïne?

5 opmerkingen:

  1. De afgang wordt pas compleet wanneer geenpeil de benodigde 300k stemmen binnenhaalt. Dan immers moeten de media opeens gaan melden dat er al 6 weken lang een actie heeft gelopen, waarvoor iedereen had kunnen tekenen. Een groot deel van Nederland zit dan met een open mond van verbazing voor de tv. Dan moeten ze opeens over iets berichten wat ze al die tijd hebben ontkend.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ja, inderdaad. Maar de media zullen het wel framen als een heimelijke revolutie via de 'social media' die ook hen totaal heeft verrast. Ik verheug me vooral over het debat dat de voorstanders c.q. gevestigde partijen moeten gaan voeren als het referendum er komt. Er is immers een reden dat zij liever geen debat en geen referendum willen: het associatieverdrag is beslist goed voor Oekraïne en voor de EU die een supermacht wil worden en zich ook door de VS laat gebruiken om Rusland klein te houden en de Oost-Europese landen van Rusland af te pakken, maar het risico op zo'n 'total war in Europe' (http://politiek.tpo.nl/2015/09/26/geenpeil-referendum-gaat-over-onze-verhouding-tot-vladimir-poetin/) met Rusland is niet goed voor de Europese bevolking. Het gaat hier om geopolitieke belangen en om macht (goed achtergrondartikel: http://politiek.tpo.nl/2015/09/26/geenpeil-referendum-gaat-over-onze-verhouding-tot-vladimir-poetin/): zaken die onze poltici heel belangrijk vinden voor zichzelf maar waarover het volk onwetend moet worden gehouden. Pechttold zegt wel dat het verdrag te complex is voor een referendum, maar wat hij bedoelt is dat de ware redenen voor het verdrag niet voor de oren van het gewone volk is bedoeld. We zullen nog heel wat opmerkelijke redeneringen gaan horen van de voorstanders van het associatieverdrag! Inmiddels zijn al twee bekende deskundigen en voorstanders van het verdrag het debat aangegaan in de media: Rob de Wijk en Arend-Jan Boekestijn. Maar wat zij zeggen komt hierop neer: als we werkelijk gaan doen wat in het verdrag staat, dan zou dat inderdaad een ramp en totale oorlog betekenen, maar gelukkig gaan we het verdrag echt niet uitvoeren. Het verdrag is volgens hen slechts symbolisch, slechts een gebaar van goede wil en van vriendschap! Net als we met Turkije hebben gedaan, gaat dit verdrag de koelkast in en zal Turkije nog eerder lid worden van de EU dan Oekraïne. Ik vind dat op voorhand geen geloofwaardige argumentatie. En in ieder geval Oekraïne zelf ziet het verdrag zeker niet als slechts symbolisch, dus of wij of Oekraïne wordt bedrogen. Ik gok dat wij worden bedrogen. Maar goed, Pechtold en anderen mogen waarschijnlijk binnenkort gaan proberen ons uit te leggen hoe het nou precies zit! Alleen al daarom is het referendum goed en nodig: het volk heeft het recht hierover goed te worden geïnformeerd.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Het verdrag met Oekraine is te ingewikkeld voor een referendum, stelt men. De wedervraag is dan: wat voor type besluit leent zich wel voor een referendum? Het antwoord op die vraag is veelal: bijvoorbeeld een besluit over de aanleg van een snelweg. Daarop zou dan gereageerd kunnen worden met de weder-wedervraag: hebt u wel eens een 'm.e.r.-rapportage' gelezen, met begeleidende onderliggers, variantenstudies en dergelijke? Het verdrag met Oekraine is peanuts vergeleken met een besluit inzake de aanleg van een snelweg.

    Gefeliciteerd met uw Joop-ban overigens. Ik was reeds na mijn eerste reactie geband. En daarin heb ik geen Bargoens gebezigd.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ik acht het associatieverdrag helemaal niet te moeilijk voor een referendum, integendeel. Tegenstanders van het referendum wijzen altijd op de honderden pagina’s aan veelal technische specificaties in het verdrag die de burger niet zal lezen of begrijpen, maar die specificaties kan men rustig negeren omdat de echte vraag is (omdat dit het feitelijke effect van het verdrag is): willen wij nauwere banden met een buitengewoon corrupt en failliet land dat ook nog eens in oorlog met Rusland verkeert of willen we ons daar niet aan branden? Voorstanders van het verdrag kunnen dan betogen dat het verdrag de mensen in Oekraïne helpt – qua financiële hulp, qua mensenrechten en qua hun oorlog met Rusland – en dat wij dan weer van een sterker Oekraïne zullen profiteren vanwege Oekraïne als afzetmarkt voor onze producten (die ze dan kunnen kopen met het door ons aan hen geleende geld zoals we dat ook met Griekenland deden, ahum) en als geopolitiek buffer tegen een agressief Rusland. Tegenstanders van het verdrag kunnen dan wijzen op mijn verhaal hierboven (of van Thierry Baudet etc). Dat lijkt me een even eenvoudige als noodzakelijke en voldoende discussie en niemand hoeft er ook maar één letter van het verdrag voor te lezen.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Punt is natuurlijk dat slechts weinigen boeken (van Baudet) lezen, zich door blogs wurmen die langer zijn dan 100 woorden of zelfs maar een minuut de tijd nemen om de preambule van een verdrag te lezen. U kent de Gausse-curve: de rafelrandjes van ca. 5% zijn de moeite waard, maar de macht ligt bij deze niet lezende of zich verdiepende twee standaarddeviaties rond het gemiddelde. Wat dan ook direct het grote (Platonische) argument tegen democratie en referenda is. Maar ervan uitgaande dat er desondanks democratie is, loont het wel de moeite om rekening te houden met de attitudes van deze 95% (waaronder ik mbt de meeste onderwerpen overigens ook val). En ik kan u zeggen: wijzen 'op uw verhaal hierboven' zal hen slechts afschrikken. Met alle respect overigens voor dat verhaal.

    Een zeer leerzaam programma wat dat betreft was Oog in oog met Jan Roos (https://www.youtube.com/watch?v=6n4VvAV65FE). Dat is nl. het platform waar, en de manier waarop het gebeurt. En u ziet dat het allemaal een kwestie is van korte zinnen, frames en nijd. Er wordt geen tijd of gelegenheid voor nadenken of nuance gegeven. De kunst voor de anti-verdragsbeweging is daarom: Bestudeer dat programma (Oog in oog) goed en bereid je voor om je stellingen in zeer korte soundbites te brengen. De reactie op de stelling 'het verdrag is te moeilijk voor een referendum' had veel beter voorbereid moeten zijn. Die stelling gaat ook nog heel vaak herhaald worden. Pareer het door te vragen wat dan niet te complex is voor een referendum. En als je dat vervolgens enigszins uitdiept, kom je er met zn allen achter dat zelfs de vraag 'moet moeder haar bloemetjesjurk of haar ruitjesrok vandaag aantrekken' te complex is voor een referendum. Waarmee je dan direct de kern van de Kockelmansen raakt: Zij zijn tegen democratie en inspraak in welke vorm dan ook.

    En als je een beetje 'vals' bent als anti-verdragsbeweging, re-frame je de referendumvraag tot 'bent u voor of tegen een oorlog met Rusland?'

    BeantwoordenVerwijderen