zaterdag 9 mei 2015

Over drugs- en prostitutiebeleid: waarom links en rechts elkaar nooit zullen overtuigen

Inleiding

Wat mij altijd opvalt inzake de politieke discussies over drugs- en prostitutiewetgeving is dat de argumenten voor en tegen legalisatie in beide gevallen identiek zijn, maar dat links het desondanks presteert om bij beide kwesties de tegengestelde positie in te nemen op grond van de tegengestelde argumenten zodat links op het ene dossier precies de argumenten hanteert die het op het andere dossier verwerpt. Maar dit leert ons veel over de aard van politiek (en een wezenlijk verschil tussen links en rechts überhaupt), zoals ik met onderstaande analyse van de politiek inzake drugs- en prostitutiebeleid wil laten zien.

Het principiële argument van het liberalisme voor legalisering

De argumenten voor en tegen legalisatie van drugs en prostitutie zijn volgens mij identiek. Zo is er het principiële liberale argument voor legalisatie van drugs en prostitutie: zo mogelijk nog meer dan ‘baas in eigen buik’ dienen mensen baas in eigen brein en baas over hun eigen lichaam qua seks te zijn. Het Kantiaanse liberalisme geeft elke burger het recht op autonomie, dus het recht over zichzelf te heersen (in plaats van dat een ander zoals de overheid over je heerst), en een utilistische liberaal zoals J.S. Mill betoogde dat elk mens vrij dient te zijn om te doen wat hij wil zolang zijn gedrag anderen maar niet hindert of schaadt. Of ik mijn brein bedwelm, verruim of stimuleer op een verveelde zondagmiddag is – zolang ik daarmee anderen niet tot last ben – mijn eigen zaak waar de Staat geen bemoeienis over dient te hebben. En zo ook is – zolang er geen sprake is van dwang – het mijn eigen zaak met wie ik seks heb, waarom en of ik van mijn sekspartner wel of niet iets voor terug krijg (bv. een orgasme, een cadeautje of geld) waarover de Staat net zo weinig te vertellen dient te hebben als over hoe vaak ik seks heb en in welk standjes. Staatsbemoeienis met drugsgebruik of prostitutie is dan ook ongewenste inmenging in een privéaangelegenheid en schending van onder meer het lichamelijke zelfbeschikkingsrecht zoals tot uiting gebracht in de fundamentele mensenrechten.

De pragmatische argumenten voor en tegen legalisering

Maar dit principiële standpunt hoor je weinig, want praktisch alle politieke partijen, liberaal of niet, zijn vanuit een soort beroepsdeformatie (een bestuurder wil besturen!) bepaald niet vies van overheidsbemoeienis met privéaangelegenheden: omdat drugsgebruik en prostitutie niet zonder gevaren zijn (het zou op z’n minst een schimmige, ‘criminogene’ wereld zijn) steekt bij de meesten vanuit een gevoelde collectieve verantwoordelijkheid voor de medemens een paternalisme de kop op waardoor men de persoon die overweegt om zich in te laten met drugs of prostitutie ‘tegen zichzelf’ wil beschermen of in ieder geval de samenleving wil beschermen tegen de eventuele ongewenste effecten van drugsgebruik en prostitutie (al was het maar in de vorm van mogelijke medische kosten waarvoor de belastingbetaler opdraait). Nu kan die bescherming twee vormen aannemen waarmee we bij de meer pragmatische argumenten voor en tegen legalisering komen. Linkse partijen zijn veelal voor legalisering/gedogen in combinatie met ‘regulering’. Onder de eufemistische benaming van ‘voorlichting’ (dat een bedrieglijke objectiviteit in haar informatie suggereert) worden allereerst jeugdigen en daarmee potentiële nieuwe drugsgebruikers en prostituees gewaarschuwd voor de mogelijk negatieve gevolgen en ook afgeschrikt door alleen de negatieve aspecten te vermelden en die ook flink te overdrijven. Volhardt de zo geïndoctrineerde toch in zijn wens deze schimmige wereld in te stappen ondanks alle ‘voorlichting’, dan moet de overheid de controle hebben over het drugsgebruik en prostitutie zodat zij de eventuele schadelijke gevolgen kan voorkomen of inperken. Rechtse partijen moeten ideologisch niets hebben van dergelijke uitgebreide overheidsindoctrinatie en -bemoeienis met een privéaangelegenheid en zijn voor een duidelijke ‘ja of nee’-benadering, waarbij het conservatisme voor een duidelijke ‘nee’ kiest: drugsgebruik en prostitutie zijn symptomen van een te liberale en daarmee losbandige samenleving die met name het gezin als hoeksteen van de samenleving ondermijnt (de man die drugs gebruikt (of veel drinkt) is een slechte vader die zijn kinderen verwaarloost en de man die naar de hoeren gaat is een slechte, bedriegende echtgenoot die zo zijn huwelijk op het spel zet), zodat drugs en prostitutie geheel moeten worden verboden. Bovendien dient de overheid geen verslaving en mensenhandel als onvermijdelijke neveneffecten te faciliteren door drugsgebruik en prostitutie te legaliseren of gedogen. Het pragmatische argument hiertegen is uiteraard dat een verbod averechts werkt: de drang bij velen naar drugs en/of seks is zo groot dat het toch gebeurt (er is ook eigenlijk geen samenleving – zelfs geen dictaturen – te vinden waarin men drugs en prostitutie heeft weten uit te bannen) en als je het verbiedt dan drijf je de handel alleen maar ondergronds en daarmee geheel in handen van de georganiseerde misdaad waarvan drugsgebruikers en prostituees – degenen die je wilde beschermen – het eerste slachtoffer zijn. In feite zien we hier de twee dominante moderne moraalleren in actie: links neigt hier naar utilisme (je moet kijken naar de effecten van wetgeving en ongewenst gedrag niet bestraffen als dat niet efficiënt blijkt) terwijl rechts vasthoudt aan een deontologische moraal die leert dat de effecten van wetgeving er niet toe doen omdat slecht gedrag gewoon bestraft moet worden ongeacht de consequenties (zoals ook Kant uitdrukkelijk betoogde dat het heel goed mogelijk is dat straffen de mate van leed in de wereld vergroten omdat straf zelfs bij definitie de toevoeging van leed is maar dat er evengoed moet worden bestraft: het doel van moraal en in het verlengde daarvan de wetgeving is niet het maximaliseren van het geluk in de wereld maar het goede handelen resp. rechtvaardigheid). Dit verschil in moraalleer verklaart ook waarom politici die voor een verbod zijn immuun zijn voor alle doelmatigheidsargumenten tegen een verbod: ‘we legaliseren toch ook niet moord omdat er ook bij een verbod op moord mensen evengoed blijven moorden?’.

Het standpunt van de sociaal-democratie

Het liberalisme en het conservatisme hebben zo een duidelijke en consistente positie: het liberalisme is voor en het conservatisme is tegen legalisering van drugs en prostitutie. De sociaal-democratische positie is echter niet alleen een neigen naar een middenweg (legalisatie met een streng voorschrijven van hoe en wat – met allerlei vergunningenprocedures – en verregaande controle door de overheid) maar ook een sterk neigen naar een tegengestelde positie op de twee thema’s: een verbod op prostitutie en een legalisering van drugs. Dat zou niet zo vreemd zijn als men ook kan uitleggen waarom het ene ook heel anders is dan het andere, maar dat kan men niet (maar ik zal het wel uitleggen). Sterker nog, zonder zelfs maar met de ogen te knipperen hanteert de sociaal-democraat op hartstochtelijke wijze precies de argumenten van het conservatisme om prostitutie te criminaliseren en te verbieden die men inzake drugs juist even hartstochtelijk verwerpt en vice versa. Zo hamert de sociaal-democraat op de doelmatigheidsargumenten om drugs te legaliseren, maar wijst hij precies hetzelfde argument om prostitutie te legaliseren in één veeg van tafel: de cijfers/consequenties doen er niet toe want prostitutie impliceert mensenhandel (de wereld van de prostitutie is ‘criminogeen’, zo leerden we van Asscher) en ‘elk slachtoffer van mensenhandel is er al één te veel’ zodat het niets uitmaakt of er één of duizend slachtoffers van mensenhandel zijn en we de prostitutie gewoon niet moeten willen met zijn allen. Volgens onderzoekers zijn de gevolgen van het sluiten van alle legale raambordelen in Utrecht en Amsterdam door de PvdA-burgemeesters voor de prostituees zelf desastreus omdat die simpelweg op straat zijn gezet waar ze veel meer risico lopen in handen van pooiers en andere criminelen te vallen, maar de PvdA-politici zijn blind voor die gevolgen: zoals burgemeester Van der Laan de Brandpunt-journalist die hem hierover kritisch ondervroeg bits toe snauwde om zo de discussie in één klap te beëindigen: “u bent toch ook tegen mensenhandel, mag ik hopen?” oftewel hoe durf je het om überhaupt de vraag naar de doelmatigheid van onze strijd tegen mensenhandel te stellen. Sociaal-democraten bepleiten een verbod op prostitutie precies zoals de conservatieven een verbod op drugs bepleiten: ‘u bent toch ook tegen het verslaafd raken en in de goot belanden van onze kinderen als gevolg van drugs, mag ik hopen (dus hoe waag je het om zelfs maar in je hoofd te halen om drugs te willen legaliseren)?’ Van het drugsdossier naar het prostitutiedossier zien we zo de sociaal-democratie 180 graden draaien van een liberaal-utilistische naar een ogenschijnlijk conservatief-deontologische benadering. Er zit echter evengoed een linkse kern in de sociaal-democratische strijd tegen de prostitutie/mensenhandel die de radicale draai verklaart: deze strijd is bovenal een moreel goede strijd, vergelijkbaar met de strijd tegen slavernij (in feite is volgens de verbieders prostitutie een nog resterende vorm van slavernij en in ieder geval de vrouw onwaardig), die daarom door iedereen met een moreel compas moet worden toegejuicht, ongeacht de consequenties van die strijd voor de betrokken vrouwen (dat is weer die typisch linkse Gesinnungsethik). Links leeft in de illusie dat prostituees kunnen en willen worden bevrijd zoals in de 19de eeuw negerslaven konden en wilden worden bevrijd. Anders dan het pragmatische conservatisme - dat vanuit een intimiderende 'law and order'-houding verbiedt (zie http://gebandvanjoop.blogspot.nl/2015/04/de-vernedering-van-de-rechtsstaat-en-de.html) - hanteert links aldus een principieel standpunt tegen prostitutie (hetgeen ik hierna nog heel kort zal toelichten aan de hand van Marx' theorie).

Argumenten zijn rationalisaties in het politieke debat

Deze opmerkelijke linkse inconsistentie waarbij men zonder schroom de argumenten 180 graden draait als dat een meer wenselijke conclusie oplevert, laat zien dat argumenten in de politiek in feite altijd ‘rationalisaties’ (zoals psychologen rationele rechtvaardigingen achteraf voor je eigen gedrag of houding noemen) zijn van de reeds ingenomen standpunten. En dat is de reden waarom men elkaar in de politiek hoogst zelden weet te overtuigen op grond van argumenten. Hierin is weinig verschil tussen links en rechts. Wel is er een opvallend verschil qua het besef hiervan: links beseft dit niet en gelooft in argumenten die de ander kunnen overtuigen van het linkse gelijk. Maar doordat het dit psychologisch zelfinzicht ontbeert, grossiert links in het meten met twee maten omdat het – zoals we hierboven zagen qua drugs en prostitutie – moeiteloos haar argumenten omdraait in een andere situatie om bij het gewenste standpunt uit te komen. In de huidige heisa rondom de arrestatie van al-'fuck-de-koning'-Jaberi zien we weer een mooi voorbeeld hiervan: links is minstens zo verontwaardigd over de Mohammed-cartoons als de moslims zelf omdat links meent dat moslims respect verdienen en de cartoons alleen maar door islamofoben worden gemaakt om moslims diep te kwetsen, maar ziet niet dat het zelf precies hetzelfde doet door als protest tegen de arrestatie van al-Jaberi nu overal 'fuck-de-koning' te roepen en te schrijven. Het komt blijkbaar niet in de linkse hoofden op dat zo'n Mohammed-cartoonwedstrijd als die van Pamela Geller om precies dezelfde reden wordt georganiseerd als waarom links nu alles volspamt met 'fuck-de-koning': niet om daarmee mensen te kwetsen maar om te protesteren tegen deze bepaalde inperking van de vrijheid van meningsuiting die men onacceptabel in een vrij land acht. Pamela Geller protesteert tegen de moordpartij op cartoonisten door moslimradicalen zoals links nu tegen de arrestatie van al-Jaberi en het wettelijk verbod op majesteitsschennis protesteert - maar links ziet de fundamentele overeenkomst niet. Omgekeerd heeft links overigens uiteraard wel weet van rationalisaties in de politiek - links ziet in feite alles wat rechts zegt als leugenachtige rationalisatie waarbij links gretig rechts voortdurend 'ontmaskert' (zo kunnen de cartoonisten misschien wel beweren dat zij opkomen voor de vrijheid van meningsuiting maar in werkelijkheid willen zij alleen maar naar de moslims trappen) - maar ziet links niet dat zij zelf weinig beter zijn (want heeft het feit dat links nu alles volspamt met 'fuck-de-koning' helemaal niets te maken met het feit dat links sowieso nooit een grote aanhanger van de monarchie is geweest?). In feite deelt links nog steeds Marx' opvatting dat de kapitalisten louter ideologische leugens debiteren waar tegenover zij een 'wetenschappelijk' socialisme zouden stellen, terwijl reeds bv. Lenin en Gramsci uitdrukkelijk spraken van 'de socialistische ideologie' (hetgeen voor Marx een absurditeit zou zijn). Datzelfde zien we bij de hedendaagse linkse beschuldiging dat rechtse politiek  'fact free' zou zijn: links ziet blijkbaar niet dat haar eigen opvattingen minstens zo fact free zijn. Met name de fascisten – waarbij zeker de invloed van Nietzsche en andere ‘antirationalisten’ groot was – beseften daarentegen heel goed dat alle argumenten slechts inwisselbare rationalisaties zijn waarmee we ons gedrag proberen te rechtvaardigen (zo schrijft Mussolini zelfs dat er eerst de fascistische beweging was en dat hij en Gentile daarna de fascistische doctrine erbij hebben bedacht): argumenten zijn niet belangrijk en worden in onze Joods-liberale cultuur enorm overschat. Enigszins schertsend merkte Nietzsche op dat de rede op een voetstuk werd geplaatst door de onderdrukten en dat daarom de Joden het argument moeten hebben uitgevonden want hoe konden Joden – die door anderen als inferieur werden gezien – anders anderen overtuigen? Kortom: ‘wie niet sterk is moet slim zijn’ en onze liberale cultuur heeft bewust het recht van de sterkste vervangen door de moraal en een discussiecultuur. De fascisten verwierpen niet alleen deze cultuur maar wisten ook dat argumenten er uiteindelijk ook niet toe doen in de politiek: als je aanhang en dus macht wilt verwerven, dan moet je je holistisch op de hele mens (rede en emotie) richten, waardoor de fascisten ook zo dol waren op de film als het holistische propagandamedium bij uitstek (en Hitler van Wagners ‘Gesamtkunstwerke’ hield) en daarbij zeker ook de emotie moet bespelen omdat die en niet de rede de politieke positie bepaalt (zoals Hume al schreef: “De rede is alleen de slaaf, en mag alleen de slaaf zijn, van de hartstochten.”). De fascisten bedienden zich daarom ook bewust van beelden in plaats van betogen (zoals je in onze huidige beeldcultuur vaak hoort: “één beeld zegt meer dan honderd woorden” waarmee eigenlijk wordt bedoeld dat emotie meer kracht om te bewegen geeft dan alle argumenten bij elkaar). Politieke debatten zijn interessant omdat zij de verschillende standpunten kunnen verhelderen (en zo een basis geven om eventueel compromissen te kunnen sluiten), maar iedereen met ervaring in de politieke discussie zal erkennen dat uiterst zelden een deelnemer na de discussie een ander standpunt heeft gekregen dan hij ervoor had. Overigens, de afgelopen week overleden arabist Hans Jansen merkte mijns inziens terecht op dat wij westerlingen niet goed beseffen dat de moslimwereld deze Joods-liberale erfenis niet deelt: in de moslimwereld geldt vanwege de islam die geen argumenten geeft maar simpelweg beveelt nog onverminderd het recht van de sterkste waardoor er dan ook niemand veel energie stopt in het geven van argumenten. Dit verklaart weer waarom de antirationalisten zoals Nietzsche en de nazi’s grote liefde voor de islam ervoeren.

Het verschil tussen filosofie enerzijds en politiek en religie anderzijds

Hiermee hangt ook een wezenlijk verschil tussen politiek en filosofie samen: filosofie is bij uitstek een rationele onderneming die in hoge mate Plato’s adagium ‘volg de rede, waartoe hij ons ook leidt’ volgt en dus waarlijk op argumentatie berust (het standpunt volgt uit de argumentatie) terwijl politiek berust op een ingenomen houding c.q. bepaalde rangorde van waarden (bv. vrijheid boven gelijkheid) met argumenten slechts als rationalisatie van die persoonlijke houding/rangorde (de argumentatie volgt uit het standpunt). Dat maakt linkse filosofen die hun rationalisaties presenteren als filosofie - Joop.nl zit er vol mee - ook zo genant (maar misschien maak ik me daar ook schuldig aan? Ik hoor het graag). Een filosofie hoort dan ook innerlijk consistent te zijn, terwijl politieke ideologieën juist nooit consistent zijn omdat ze uit (inconsistente) gevoelens voortkomen zodat een ideologie onder druk van die inconsistentie zich altijd ontwikkelt of afsplitsingen kent. Bell (van het boek ‘The end of ideology’) acht ideologie een seculiere versie van het christelijke milleniarisme (het geloof in een 1000-jarig vredesrijk van Christus op Aarde) en een politieke ideologie is ook als een religie in dit opzicht: men gelooft of men gelooft niet en verzint dan daarvoor rechtvaardigingsgronden maar niemand gaat geloven of valt van zijn geloof af als gevolg van een argument, waarbij ook religies zich altijd ontwikkelen en afsplitsingen kennen omdat sommigen niet meewillen met een bepaalde koers van de kerk c.q. partij. Maar zoals gezegd: links maakt het wel heel bont met haar inconsistentie van standpunten en gebrek aan zelfinzicht.

De sociologie van de ideologieën

Als men een ideologie wil begrijpen, dan moet men naar haar argumenten kijken (die immers de standpunten verhelderen), maar de vraag waarom iemand een bepaalde ideologie aanhangt is meer een psychologische en sociologische vraag waarbij veel waarheid zit in het bekende idee dat jonge mensen neigen naar socialisme (omdat ze de overheid dan nog zien als een (extensie van de) vaderlijk figuur die goed moet zorgen voor haar burgers), mensen in de kracht van hun leven vaak liberaal zijn (omdat ze zich dan sterk genoeg voelen om geheel op eigen benen te staan: men verlangt dan naar individuele autonomie en minimale bemoeienis van de Staat) en oude mensen vaak conservatief zijn (omdat men dan het leven meer achter dan voor zich heeft en men eerder cynisch dan hoopvol zal zijn). Zoals Hannah Arendt schetst is politiek – die bij de oude Grieken nog de publieke sfeer als tegengesteld aan de private sfeer betrof – sinds de oude Romeinen slechts nog een extensie van het private huishouden, waardoor politiek in de moderne tijd vooral politieke ‘economie’ (=huishoudkunde) werd (de publieke sfeer waarin iedereen vrij en gelijk is, werd verplaatst naar het hiernamaals). Met name het socialisme is typisch modern, zodat bv. Marx’ politieke theorie vooral een economische theorie is, terwijl het liberalisme vrij letterlijk de mens als in haar paradijselijke natuurstaat opvat zoals bv. Locke deed (de autonome, vrije mens is vrij omdat hij nog zonder schulden dus zonden is die hem afhankelijk van anderen maken). Het conservatisme lijkt pre-modern in haar prioritering van cultuur boven economie, politiek boven moraal, orde boven recht, schoonheid boven nut, etc maar is als elke ideologie toch typisch modern - met name vanwege haar bewustzijn dat de samenleving zich ontwikkelt waarop men dan reageert - zoals ook het antiquariaat (als een willen behouden in een besef dat alles verdwijnt) typisch modern is.

Van 'religie is opium van het volk' naar drugs en religie als instrumenten van de opstand

Het is ten slotte interessant om te zien hoe de socialistische houding jegens drugs en religie door de tijd heen radicaal is veranderd, simpelweg doordat haar eigen politieke belang is veranderd. Marx vertaalde Hegels (c.q. Rousseaus) begrip van ‘vervreemding’ naar de vervreemding van mens en arbeid in het kapitalisme, uiteindelijk resulterend in uitbuiting van die arbeider door de kapitalist (zoals Marx zelf zegt heeft hij Hegels filosofie weer op zijn voeten gezet zodat de filosofie een historisch-materialistische en uiteindelijk economische basis krijgt). Een en ander maakt het marxisme tegen prostitutie omdat zo’n contract tussen vermogende man en arme vrouw seksuele uitbuiting zou zijn en dat verklaart waarom links – met name via het marxistisch geïnspireerde feminisme dat op zijn beurt Marx’ filosofie omwerkte naar een strijd tussen de seksen in plaats van (of naast die) tussen de klassen waarbij in het huidige patriarchaat de vrouw wordt onderdrukt en uitgebuit door de man – nog steeds tegen prostitutie is. Ik weet eerlijk gezegd niet of Marx ook over drugs heeft geschreven, maar zo ja, dan kan dat eigenlijk niet op een positieve manier zijn: reeds zijn bekendste uitspraak ‘religie is opium van het volk’ verraadt een (zeer) negatieve houding: drugs maken hun gebruikers passief en berustend waardoor drugs (of religie, want die functioneert volgens de beroemde uitspraak dus hetzelfde als opium) de revolutie ondergraven en het uitbuitende systeem in stand wordt gehouden. Dit is een argument dat we ook nog wel bij bepaalde radicale zwarte politici in de VS vinden: de blanke onderdrukkers hebben ons zwarten drugs gegeven - daarmee verwijzend naar de drugsepidemie in de zwarte gemeenschap - zodat wij niet in opstand komen tegen onze onderdrukking en geen gevaar meer vormen voor de dominantie van de blanken. En om een verband met prostitutie te leggen: pooiers zouden ook altijd hun slachtoffers drugs geven om die gewillig voor hun uitbuiting te maken. Vanuit het socialisme bezien vormen drugs resp. prostitutie dan ook niet zomaar of kleine zonden maar het kapitalistische onderdrukkingsinstrument pur sang resp. de meest zichtbare uiting van kapitalistische onderdrukking. Maar waar het revolutionaire socialisme ook niet geloofde in democratie en vakbonden, maar die juist als obstakel want als zoethoudertjes voor de arbeiders zagen waardoor die arbeiders niet meer in opstand kwamen en zo hun eigen wezenlijke emancipatie blokkeerden (dus in wezen ook als een soort ‘opium’), kiest de reformistische sociaal-democratie evengoed voor de weg van democratie en vakbonden (door Marx aangeduid als ‘het socialisme van de kapitalisten’) en daarmee van geleidelijke, vreedzame hervorming waardoor die liberale vorm van het socialisme ook de afkeer van drugs verloor. Sterker nog, juist omdat het conservatisme ook fel tegen drugs is kiest links hier bewust de liberale positie (‘legaliseer drugs!’) tegen het conservatisme. En trouwens, sinds het conservatisme zich tegen de moslimimmigratie en de multicultuur (wegens incompatibiliteit van de islam met onze waarden en normen) heeft gekeerd, is juist links de felste voorvechter van de vrijheid van religie - althans van de islam - geworden. In plaats van de twee kapitalistische onderdrukkingsinstrumenten pur sang vat links zo drugs en religie heden ten dage op als op z’n minst onschadelijk en eigenlijk nog meer dan dat, namelijk als een aan te moedigen rebellie tegen de gevestigde orde (met bv. Leary’s LSD-propaganda van ‘turn on, tune in, drop out’ als een variant van ‘fuck the system’) - waarbij overigens ook de vrije liefde (maar uiteindelijk dus uitdrukkelijk niet inclusief de prostitutie als kapitalistische pervertering daarvan) als provocatie en ondermijning van het systeem werd ingezet (bv. Pussy Riot deed dat nog voordat ze bekend werden met hun aanval op Poetin in de kerk). De linksradicale Roszak achtte de hippierevolutie van bv. Leary echter een mislukking omdat de echte tegencultuur die de westerse gevestigde orde kan ondermijnen alleen van buiten kan komen en de moslimimmigranten lijken nu precies die ondermijnende tegencultuur van buiten te leveren waardoor links hen omarmt (meer nog dan drugs) en op mondiaal gebied heeft Iran expliciet de rol op zich genomen van de islamitische beweging die het westen en zijn macht zal ondermijnen en breken, waarvan het gevolg inmiddels de oorlog in het Midden-Oosten is (omdat Saoedi-Arabië die zichzelf de paus van de ware islam acht de ware revolutionaire islam juist zou hebben verraden door de bondgenootschap met de VS: wat dat betreft hebben Iran en IS/al-Qaida identieke drijfveren, ook al vechten ze nu tegen elkaar vanwege de proxy-oorlog tussen Iran en Saoedi-Arabië). Maar daarmee heeft links zijn positie en zijn argumenten maar liefst 180 graden gedraaid: van radicaal tegen drugs en religie naar fel voor (vrijheid van) drugs en religie. Dit laat zo duidelijk zien dat politieke posities geen enkele rationeel-consistente basis hebben: men kiest altijd een politieke positie vanuit het eigen politieke belang en verzint er daarna de argumenten bij.

1 opmerking:

  1. Interessante longread, die ik zeker zal herlezen. Vanuit mijn (over?)simplificerende boerenverstandbenadering plaatste ik deze reactie op het stukje:

    http://www.joop.nl/politiek/detail/artikel/32078_van_vollenhoven_nederlandse_drugsbeleid_hypocriet/

    ,deze reactie (deelcitaat) , die de meeste hierboven besproken onderdelen aanroert:

    Mijn logica: als ik mijn plantjes uit mijn eigengewonnen zaden kweek zijn ze van mij: fuck de wet! fuck de koning! Ik bepaal zelf wel aan wie ik het weggeef in ruil voor sex of desnoods zelf oprook!

    Ik ben een sociaal liberaal soort links. Het beklemmende aspect van ´links´ is het ambtenaren- met - smetvrees- links. Met zeer sterke beïnvloeding van het noord Europees feminisme. In de VS noemt men dit the nanny state.

    Het n Europese 2e golf feminisme heeft zich diep ingedrongen in de voorheen sociaal democratische partijen. Er zijn echter nauwelijks bewegingen die meer reactionair als dit soort feminisme. Voorbeeld van deze paradox is Femen, die afgezien van wat leuke tietjes tonen, schrille leuzenschreeuwsters zijn met banden met de Ukrainse neo-nazi pravy sector, en bij hun acties nooit het debat aangaan.

    BeantwoordenVerwijderen