Muziek is zonder twijfel de meest bijzondere kunstvorm: waarom zouden geluiden zonder betekenis (zoals woorden en beelden betekenis hebben) ons überhaupt kunnen raken en waarom raakt juist muziek ons zelfs zo diep dat – anders dan alle andere kunstvormen – we ons niet eens kunnen voorstellen dat er mensen zijn die geen enkele muziek graag horen (ik weet ook niet of dergelijke mensen überhaupt bestaan anders dan bij wijze van conditionering door bv. iemand telkens te martelen zodra er muziek klinkt). Mijn intuïtieve theorie is dat muziek ons zo diep raakt omdat muziek precies alle betekenis weg laat en zo de diepere waarde van communicatie naar voren haalt: we communiceren niet alleen om bewuste ideeën over te brengen maar ook om ‘verbinding te maken’ en één te worden met de ander. Als men naar een ander luistert, dan volgt men niet alleen zijn verhaal maar ook zijn melodische en ritmische ‘flow’: je beweegt als het ware met de ander mee.
Waarom we allemaal van muziek houden maar niet van dezelfde muziek
Dit verklaart ook waarom alle mensen zo diep worden geraakt door muziek, want elk mens verlangt als sociaal wezen naar dat meebewegen met de ander en uiteindelijk als religieus wezen naar de mystieke zelfoplossing. Maar muziek raakt daarom ook vooral jongeren, want zij hebben nog geen of nauwelijks ervaring met dergelijke mystieke ervaringen maar verlangen er (na in hun kindertijd zichzelf juist te hebben ontdekt als autonoom individu) intens naar, zodat muziek als hun eerste mystieke of magische ervaring vaak hard binnenkomt en velen dan ook muziek als hun grootste liefde betitelen. Jongeren hebben ook een voorliefde voor de directe mystieke kracht van muziek: populaire muziek bij de jeugd is dan ook steevast dansmuziek dus sterk op ritme gebaseerde muziek. Naarmate men ouder wordt, verliest men enigszins zijn liefde voor de muziek – wellicht samen met een dalende testosteronspiegel c.q. interesse in seks – dan wel wordt muziek meer gewaardeerd om zijn intellectuele kwaliteiten zodat de interesse natuurlijkerwijs opschuift van ‘pop’ naar ‘klassiek’: het beluisteren van muziek wordt meer een intellectuele contemplatie. Populaire muziek is sowieso muziek in zijn oervorm die bijna geheel op de mystieke kracht ervan is gebaseerd: hetzij sterk opzwepend ritmisch hetzij slechts een gezongen melodie met eventueel wat begeleiding zodat de luisteraar onmiddellijk in vervoering kan geraken (en de pop zoals die halverwege de helft van de 20ste eeuw een heuse jeugdcultuur vorm gaf is een combinatie van deze twee vormen). Een gezongen melodie met eventueel wat begeleiding in een bepaalde beknopte en veelal repeterende vorm noemen we een lied. Zoals ook met muziek überhaupt is er een natuurlijke ontwikkeling bij het lied – zowel het kunstlied van de ‘klassieke’ muziek als het populaire lied – dat de begeleiding zich emancipeert zodat alle instrumenten een gelijkwaardige rol krijgen en er een zo een complexere en interessantere harmonie ontstaat.
Muziek en religie
De mystieke en magische kracht van muziek – het brengt alles in haar ritme en flow – verklaart eenvoudig haar oorspronkelijk religieuze betekenis: muziek maakt de hele groep tot één bewegend organisme en in haar extatisch vermogen verliezen de leden van de groep zelfs het bewustzijn van hun individualiteit zodat men opgaat in het groter geheel en men zo zelfs met de goden kan ‘communiceren’. Net als de vergelijkbare extatische werking van seks maakte dat muziek tot een heilig ritueel, zoals ook seks dat was: muziek werd alleen gemaakt bij de religieuze rituelen. Het is niet moeilijk zich het effect van de secularisering voor te stellen: muziek wordt de ultieme ‘party-drug’ en in plaats van met de goden te communiceren wordt de vleselijke liefde bezongen. Toch behoudt ook dan muziek haar religieuze dimensie maar zij is een typisch romantische en daarmee christelijke kunstvorm. In de ontwikkeling van kunst als uitdrukking van het religieuze zien we een ontwikkeling van de piramides tot muziek als haar primaire uitdrukkingsvorm. Vanaf de Egyptische beschaving drukte men het goddelijke primair uit als wat onvergankelijk is – steen in plaats van hout – en ideale wiskundige verhoudingen waarmee de kunst zich uitdrukkelijk boven de vergankelijkheid en irrationaliteit van de natuur stelde. Muziek bevindt zich in dat opzicht aan het andere uiterste van het spectrum: muziek is extreem vergankelijk omdat elk gemaakt geluid weer direct wegsterft (zodat de muziek slechts bestaat op het moment dat het wordt gespeeld) en leent zich vanwege haar eliminatie van elke betekenis en haar extatische kracht – ondanks de wiskundige basis van muziektheorie – uitstekend voor de uitdrukking van het emotionele en irrationele en daarmee voor ‘wat niet in woorden kan worden gezegd’. Dat maakt muziek de romantische kunstvorm bij uitstek. Maar muziek lijkt ook op de christelijke ‘verijlde’ God die overal en nergens is: muziek vult de gehele ruimte zonder zichtbaar te zijn waardoor zij zich manifesteert als een mysterieuze alomaanwezige kracht. Van oudsher associëren mystici geluid met de ratio (woorden komen immers als geluid tot ons) en beeld met het intellect, waardoor muziek zich als de christelijke paradox manifesteert: zij suggereert het Woord maar is tegelijkertijd bovenrationeel omdat zij niet met ons verstand kan worden begrepen en direct onze ziel beroert. Muziek is als de christelijke liefde: zij verbindt mensen en leidt in extremo zelfs tot een zelfverloochening zonder dat we dat verstandelijk kunnen vatten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten